| Inlenersbeloning verandert de flexbranche |
Laatst gewijzigd: 11 mei 2015
Inlenersbeloning
Er is veel te doen over de inlenersbeloning. Wat is het, is al die ophef terecht en hoe werkt het nu in de praktijk? En wat zijn de gevolgen van de wijzigingen in de NEN-4400-norm per 1 juli 2014? Op deze vragen geven we met dit artikel antwoorden. Heeft u daarna nog vragen, neem dan contact met ons op of bezoek een workshop of training over dit onderwerp, bijvoorbeeld die van ARTRA.
Wat verandert er?
Gelijk loon voor gelijk werk staat in de belangstelling. In de branche, omdat vanaf 1 januari 2015 ook in de ABU CAO de inlenersbeloning vanaf de eerste dag toegepast moet worden en daarbuiten vanwege de aandacht voor schijnconstructies en malafide uitzendbureaus. In de praktijk wordt echter al jarenlang zo rond de 80% van alle uitzendkrachten vanaf de eerste dag volgens de inlenersbeloning betaald. Dus of er daarom in de praktijk nu zoveel verandert is maar de vraag.
Sinds 1 juli 2014 is de NEN-4400 aangepast. Een overzicht vindt u hier. Heeft dat dan impact? Niet heel direct. De branche-organisaties stellen terecht dat de wijzigingen al onderdeel uitmaken van hun eigen controles. Die worden in principe eens in de drie jaar gehouden en de NEN-4400 audit is meestal een halfjaarlijkse controle. Dat vergroot de kans op ontdekking van een onjuiste toepassing. Wat wel duidelijker wordt benoemd, is dat er een procedure moet zijn om verhoging van de CAO-lonen te borgen. Dat impliceert dat op contractniveau moet worden vastgelegd welke regeling nu precies wordt toegepast en dat bewaakt moet worden wanneer die wijzigt. Persoonlijk denk ik dat dat voor de verhoging van de ABU loontabel wel geborgd is, maar vraag me af of dat bij veel uitzend- en payrollbedrijven ook voor de andere regelingen geldt.
Wat wél verandert, is het besef dat inlenersbeloning iets anders is dan CAO-beloning. Dat maakt juiste toepassing (helaas) weer een stuk ingewikkelder. Wat ook verandert, is het gevoel van verantwoordelijkheid voor een juiste beloning bij de inleners. Minister Asscher heeft daar weinig twijfel over laten bestaan bij zijn plannen voor de aanpak van malafide uitzendbureaus en schijnconstructies. Als de flexbranche te veel steken laat vallen en fouten (blijft) maken zal minister Asscher het vergunningstelsel weer invoeren. Dit is het laatste wat de branche wil!
Wat is inlenersbeloning nu eigenlijk?
De basis voor de inlenersbeloning is artikel 8 lid 1 van de WAADI waarin met zoveel woorden staat dat de ter beschikking gestelde arbeidskracht recht heeft op ‘ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die welke gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt (…).’
Vervolgens wordt in de uitzendcao’s verder invulling gegeven aan dit wetsartikel. In de ABU cao gebeurt dat in artikel 20 lid 2 (tot 30 maart 2015: 19 lid 5) en bij de NBBU in artikel 22. Veel van de elementen die in de WAADI staan, zien we terugkomen in de uitzendcao’s:
- Het geldende periodeloon
- De arbeidsduurverkorting
- Toeslagen voor overwerk, verschoven uren, onregelmatigheid en ploegentoeslag
- Initiële loonsverhogingen
- (netto) kostenvergoedingen
- Periodieken
Twee belangrijke elementen uit de WAADI ontbreken echter:
- Het werken op feestdagen
- Het aantal vakantiedagen
Deze twee elementen zien we daarom regelmatig terugkomen in de cao’s van de inleners en ook in de payrollcao’s. In die laatste zijn als extra soms nog bonusregelingen, winstdelingen en eenmalige vergoedingen opgenomen. Met name de aanvullende voorwaarden die opduiken in de cao’s van de inlener zijn dus in de praktijk lastig, want wat moet nu worden gevolgd? Hierover hebben wij al eerder gepubliceerd. Lees meer
Daarnaast kennen veel cao’s de term ‘vakkracht’ waarin onderscheid in de arbeidsvoorwaarden wordt gemaakt voor ter beschikking gestelde medewerkers met meer of minder opleiding en/of werkervaring in de betreffende branche.
Bovenstaande elementen zijn nog wel te achterhalen als de inlener weet welke cao hij volgt en zijn eigen medewerkers ook precies op dat niveau betaalt. De belangrijkste cao’s waarin de uitzendbranche actief is zijn op deze punten uitgewerkt in de CAOWijzer. Voor inleners die het niet weten, meer betalen of een eigen regeling hanteren, hebben wij een handig formulier ontwikkeld dat u bij ons aan kunt vragen.
Waar gaat het in de praktijk fout?
Het eenvoudigste ijkpunt voor een juiste toepassing is het juiste uurloon. Helaas zijn nog in weinig cao’s uurlonen afgesproken en moet het periodeloon dus worden omgerekend naar een uurloon. Daarbij is het van belang het juiste aantal uren te gebruiken en daar gaat het in de praktijk al vaak mis. De SNA heeft dit voor een aantal belangrijke cao’s vastgelegd hoe zij hierop controleren. Lees meer. Zie ook SNA factsheet CAO-bepalingen.
Een ander discussiepunt is de juiste inschaling: krijgt de uitzendkracht het loon dat hoort bij de functie die hij uitvoert, of is dat het loon dat eigenlijk hoort bij een lagere functie? Het is voor de opdrachtgever verleidelijk dat te proberen, want een lager loon betekent natuurlijk ook een lager tarief. Maar als het uitzendbureau daarin meegaat, en het kómt uit, zijn zij waarschijnlijk de partij die wordt aangesproken.
Ook het tijdig toepassen van cao-verhogingen is in de praktijk een weerbarstige klus, omdat nog zelden op contractniveau wordt vastgelegd welke beloningsregeling nu precies van toepassing is. In veel softwarepakketten is het ‘abu-loon’ of ‘inlenersbeloning’ en welke dat dan is, is vaak niet zodanig vastgelegd dat daar eenvoudig zoekopdrachten op gegeven kunnen worden.
Controles en boetes
Er zijn zoals in de vorige paragraaf beschreven ook nogal wat mogelijkheden en combinaties te maken van de diverse regelingen en het vervelende is, dat vrijwel niet vooraf vaststaat wat de juiste is en dit zorgt ons inziens voor de toch wel lichte mate van paniek die er momenteel is in de branche. Die paniek wordt aangewakkerd door de controles die tot 5 jaar terug kunnen gaan en waarvan er steeds meer worden uitgevoerd. Er wordt dan met de interpretatie van nu gekeken naar een inschaling die jaren geleden is gemaakt. Dit leidt tot oeverloze discussies ontstaan over de interpretatie van de regels en dat bureaus die volledig te goeder trouw zijn geweest, geconfronteerd worden met nabetalingen die naar onze mening nauwelijks recht doen aan een juiste cao toepassing. Alleen al het verweer hiertegen en het bepalen van de hoogte van de nabetaling op persoonsniveau vraagt een tijds- en geldinspanning die regelmatig niet in verhouding staat tot de gemaakte fouten. En hoewel wij onze opdrachtgevers hiermee ondersteunen, zouden wij onze tijd en energie en hun geld eigenlijk liever steken in het voorkomen van toekomstige fouten.
Hoe voorkomt u fouten?
De ABU-cao biedt meer mogelijkheden dan die van de NBBU om de verantwoordelijkheid voor de beloning bij de inlener te leggen: artikel 22 lid 8. Een dergelijk artikel ontbreekt helaas in de cao van de NBBU. In zijn plannen voor aanpak van schijnconstructies en ontduiken van cao’s legt minister Asscher ook een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid bij de inlener. Maar vooralsnog ligt de bal bij de uitzendbranche, omdat vooral die gecontroleerd wordt op de juiste toepassing van de beloning.
In de praktijk betekent dat:
- het hebben van goede interne procedures voor het vastleggen van de regeling en het regelmatig toetsen ervan
- goed vastleggen van de beloning zoals die bij de desbetreffende inlener geldt
- duidelijke communicatie over de functie-inhoud en de inschaling en het toetsen hiervan bij de kandidaat als hij eenmaal aan de slag is
- verklein het financiële risico door de inlener (mede)verantwoordelijk te maken door hem te laten tekenen voor de juistheid van de verstrekte informatie
- neem ook bepalingen hierover op in de Algemene Voorwaarden
Meer weten?
In dit artikel hebben we enkele aandachtspunten beschreven. De werkelijkheid is natuurlijk complexer en uw eigen situatie vraagt om een eigen aanpak. Aarzelt u niet om contact met ons op te nemen als u daarover van gedachten wilt wisselen.
Marcel Reijmers > FlexKnowledge.nl
Lees ook: Inlenersbeloning verandert de flexbranche
Zelf de juiste inlenersbeloning opzoeken in een paar stappen
Is het niet om het volgende dat juist ABU uitzendbureaus nogal eens de fout in gaan. In de praktijk kom ik nogal eens conurentie van de grootste bureau’s tegen waar uitzendkrachten tegen een veel lager loon ingezet worden. De NBBU CAO is al jaren duidelijk dat de inleners CAO gevolgd dient te worden.
‘De ABU-cao biedt meer mogelijkheden dan die van de NBBU om de verantwoordelijkheid voor de beloning bij de inlener te leggen: artikel 22 lid 8. Een dergelijk artikel ontbreekt helaas in de cao van de NBBU. In zijn plannen voor aanpak van schijnconstructies en ontduiken van cao’s legt minister Asscher ook een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid bij de inlener. Maar vooralsnog ligt de bal bij de uitzendbranche, omdat vooral die gecontroleerd wordt op de juiste toepassing van de beloning’.
Beste Jan,
Ik denk dat het speelveld tussen ABU en NBBU inderdaad evenwichtiger zal worden, nu ook ABU leden/volgers de eerste 26 weken de inlenersbeloning moeten betalen. Ik vrees wel dat dit speelveld weer vertroebeld wordt door de opkomst van contracting. Als je leiding en toezicht aantoonbaar weet weg te halen bij de inlener, dan geldt de beloningsregeling van de contracter, wat natuurlijk weer vele mogelijkheden biedt om met andere arbeidsvoorwaarden te werken.
De bepaling waarnaar je verwijst, kent de NBBU inderdaad niet. Ik vraag me af in hoeverre je daar als uitzendwerkgever echt een beroep op kunt doen als dat nodig blijkt te zijn. Als de ontduiking heel bewust is gebeurd, dan zijn de betrokken partijen vaak toch al niet in staat en bereid hun verantwoordelijkheid te nemen. Eigenlijk vind ik het ook meer een bepaling om op te nemen in Algemene Voorwaarden of contracten met inleners, dan in de CAO.
Minister Asscher wil inderdaad meer verantwoordelijkheid bij de inlener neerleggen, maar doet dat via de ketenaansprakelijkheid. In het voorstel staat uitdrukkelijk dat eerst de werkgever (dus het uitzendbureau) aangesproken moet worden. En pas als die afdoende zijn inspanningen heeft bewezen of niet meer aanspreekbaar is, kan de werknemer naar de inlener stappen. Dit betekent voor bonafide inleners en uitzendbureaus een enorme administratieve lastenverzwaring om zich in te dekken tegen de claims die nog 5 jaar na dato kunnen komen. Of dit helpt om de malafide bureaus en inleners te stoppen, blijft de vraag.
Marcel Reijmers, partner FlexKnowledge
Naar aanleiding van bovenstaande artikel het volgende,
Als je als uitzendkracht te werk wordt gesteld bij bijv. een verzekeringsmaatschappij die elk jaar bonussen uitkeerd aan personeelsleden, heeft een uitzendkracht, die in principe ingeschaald is volgens standaarden van het bedrijf en ook dezelfde arbeidsvoorwaarden heeft (dus in principe al voldoet aan de inlenersbeloning), dan ook recht op een bonus?
Geachte heer Brown,
Hartelijk dank voor uw vraag. Het antwoord is kort maar krachtig: bonussen en andere eenmalige uitkeringen zijn geen onderdeel van de inlenersbeloning zoals die is afgesproken in de cao’s van ABU en NBBU. Uitzendkrachten hebben daar dus geen recht op.
Marcel Reijmers, partner FlexKnowledge
Ik heb uw stuk gelezen over de inlenersbeloning.
Ik heb alleen een vraag over de eenmalige uitkering.
Ik werkte als uitzendkracht (fase A) bij een grafisch bedrijf met een inlenersbeloning en werk daar nu nog maar dan in fase B.
In de CAO van de grafimedia wordt bepaald dat er in november 2016 en november 2017 er een eenmalige uitkering van 1% wordt uitgekeerd.
Ik heb die uitkering in 2016 (toen nog fase A) niet gehad.
Ik heb daarover een mail gezonden naar het uitzendbureau, waarvoor ik werk.
Het uitzendbureau stelt dat als je in fase A (met inlenersbeloning) werkzaam bent, heb je geen recht op die eenmalige uitkering.
Nu ik in fase B werk heb ik wel recht op die uitkering.
Terwijl fase B ook gebaseerd is op diezelfde inlnersbeloning.
Klopt dit verhaal?
In mijn ogen niet, ik zie qua beloningsregeling geen verschil.
Geachte heer Smit,
U heeft helemaal gelijk als u stelt dat er geen verschil is in de inlenersbeloning in fase A of B. Die is in beide gevallen exact gelijk. Helaas voor u zijn eenmalige uitkeringen géén onderdeel van de inlenersbeloning, dus net zomin als vorig jaar heeft u dit jaar recht op die uitkering in november.
Met vriendelijke groet,
Marcel Reijmers
Even een vraag over dit stuk, ik ben er sinds kort achter dat ik al een aantal jaar een minimumloon krijg (zit nu in Fase B), echter mijn collega’s die er al langer zitten en ook nieuwkomers hebben een hoger loon. Nu heb ik hier mijn beklag gedaan bij de inlener en heb nu een voorstel om per heden een hoger salaris te krijgen, echter heb ik niet volgens de inlenersbeloning, recht op de juiste beloning met terugwerkende kracht?
Beste Waheeda Ali,
Ik ken natuurlijk niet alle informatie, dus ik kan geen antwoord geven wat specifiek voor jouw situatie geldt. Ik kan wel in zijn algemeenheid spreken en dat doe ik dus ook.
Eerder dit jaar is de cao gewijzigd, waardoor uitzendkrachten sneller recht hebben op terugwerkende kracht als de beloning niet op de juiste manier is vastgesteld. Voor die tijd was het lastiger om terugwerkende kracht te vorderen. Terugwerkende kracht geldt in ieder geval nooit als er een cao-verhoging is afgesproken in een nieuwe cao, maar de tekst van de cao op dat moment nog niet bekend was.
Er geldt echter natuurlijk wel het uitgangspunt van gelijk loon voor gelijk werk en als een ander loon krijgt dan je collega’s en daar geen objectieve grond voor is, dan zou je misschien op grond van de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) wél met langer terugwerkende kracht het juiste loon kunnen vorderen. Als je aantoonbaar onderbetaald bent, kun je dat namelijk tot 5 jaar daarna nog vorderen bij zowel de opdrachtgever als het uitzendbureau. Het vervelende van de WAS is wel dat je ervoor naar de rechter moet, maar misschien dat een brief van een goede advocaat ook al helpt.