Mario Bersem 7 januari 2025 0 reacties Print ABN AMRO pleit voor btw nultarief uitzendkrachten in zorg en onderwijs: ‘Verbetert de toegankelijkheid en betaalbaarheid’De semipublieke sectoren zorg, kinderopvang en onderwijs gaan veel last krijgen van de strengere controle op schijnzelfstandigheid. Deze sectoren worden op hoge kosten gejaagd wanneer zzp’ers via uitzendbureaus moeten worden ingehuurd, omdat over de kosten van uitzendkrachten een btw-tarief van 21 procent geldt. Door uitzendkrachten net als zzp’ers vrij te stellen van btw kunnen kosten worden bespaard en kan een tekort aan flexibel personeel in deze sectoren worden voorkomen. Mario Bersem, sectoreconoom van ABN AMRO legt uit. Het aantal uitzendkrachten en gedetacheerden in de zorg, de kinderopvang en het onderwijs behoort verhoudingsgewijs tot het laagste van alle sectoren in de Nederlandse economie (zie figuur). Instellingen in deze semipublieke sectoren maken wel veel gebruik van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers): 255.000 zzp’ers zijn werkzaam in deze drie sectoren, tegenover 37.000 uitzendkrachten, schat ABN AMRO op basis van data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De inhuur van zzp’ers is aantrekkelijk, omdat zij vrijgesteld zijn van btw, terwijl bij de inhuur van uitzendkrachten 21 procent btw moet worden betaald. Deze btw kan niet verrekend worden, omdat de instellingen uit deze sectoren zelf geen btw in rekening brengen. Zorg, kinderopvang en onderwijs zijn vrijgesteld van omzetbelasting (btw). De fiscale prikkel om vooral zzp’ers in te huren staat haaks op overheidsbeleid om schijnzelfstandigen terug te dringen. Het aantal zelfstandigen in de zorg, de kinderopvang en het onderwijs is de afgelopen jaren sterk toegenomen. In 2024 werkten 255.000 personen in deze semipublieke sectoren als zzp’er. Het kabinet wil het aantal zzp’ers terugdringen, omdat vermoed wordt dat in de genoemde sectoren veel schijnzelfstandigen actief zijn, dat wil zeggen zzp’ers die feitelijk in loondienst werkzaam moeten zijn. Terugdringen schijnzelfstandigheid maakt externe inhuur duurder Vanaf 1 januari 2025 verscherpt de belastingdienst de controles op schrijnzelfstandigheid, wat grote gevolgen kan hebben voor de arbeidsmarkt en specifiek voor de semipublieke sectoren. Al zal de belastingdienst in 2025 nog geen boetes opleggen; daarmee komt de belastingdienst tegemoet aan de politieke wens om van 2025 een “overgangsjaar” te maken. Deze coulance geldt echter niet voor naheffingen van sociale premies en loonbelasting. Werkgevers doen er dan ook goed aan hun arbeidsrelaties met zzp’ers onder de loep te nemen. Zoals in het rapport Werkgevers worstelen met handhaving schijnzelfstandigheid van ABN AMRO is beschreven, hebben werkgevers drie opties om het risico op schijnzelfstandigheid te beperken: zzp’ers in dienst te nemen, de feitelijke werkafspraken herzien, of via een uitzend- of detacheringsbureau beschikken over de werkende (inleenconstructie). De optie om via uitzend- of detacheringsbureaus over personeel te beschikken, is in de sectoren zorg, kinderopvang en onderwijs weinig kansrijk. Zodra de voormalig zzp’er zich namelijk via een uitzend- of detacheringsbureau laat inhuren, moet de opdrachtgever over het loon maar liefst 21 procent omzetbelasting betalen in plaats van 0 procent die zzp’ers in deze sectoren mogen rekenen. De organisaties in de zorg, kinderopvang en onderwijs staan voor een flinke extra kostenpost wanneer ze besluiten om hun zzp’ers als uitzendkrachten in te huren. Deze organisaties zijn namelijk vrijgesteld van btw, wat betekent dat ze geen btw over hun inkomsten heffen. Hierom kunnen ze de btw die ze over kostenposten betalen niet verrekenen met btw-inkomsten. Anders dan bijvoorbeeld bedrijven in de industrie, waar de btw wel verrekend kan worden, draaien deze semipublieke organisaties op voor de volle 21 procent btw over de kosten van uitzendkrachten. Uitzendkrachten in het nadeel Het is dan ook geen toeval dat het aantal uitzendkrachten in de genoemde sectoren opmerkelijk laag is, namelijk 37.000 uitzendkrachten. Van de totale werkzame beroepsbevolking werkt zo’n 4 procent als uitzendkracht, waartoe ook gedetacheerden worden gerekend. In de zorg (1,4 procent), de kinderopvang (1,5 procent) en het onderwijs (1,7 procent) zijn de percentages aanmerkelijk lager. Deze lage percentages worden grotendeels verklaard door het hoge btw-tarief dat uitzend- en detacheringsbureaus moeten rekenen in deze sectoren, namelijk 21 procent. Het hoge btw-tarief voor uitzendkrachten leidt tot hogere kosten voor de organisaties die via uitzendbureaus arbeid inlenen en lagere marges voor de bureaus. De uitzendkracht zelf wordt ten opzichte van een van btw vrijgestelde zzp’er niet direct geraakt, omdat deze vanwege de ‘inlenersbeloning’ mag rekenen op loon en arbeidsvoorwaarden zoals deze in de cao is bepaald. Al met al hebben uitzendbureaus een prijsnadeel ten opzichte van de andere vormen van flexwerk, waarvoor de btw-vrijstelling geldt. Als gevolg werken in de zorg, de kinderopvang en het onderwijs opvallend weinig uitzendkrachten (zie bovenstaand figuur). Inhuur via uitzendbureaus is dus vanwege het verschil in btw duurder dan inhuur als zzp’er. Bovendien moeten uitzendbureaus, als bemiddelaars, ook nog wat verdienen. Een brutomarge van 15 procent op het loon is heel gebruikelijk. In combinatie met de 21 procent niet-verrekenbare btw is een uitzendkracht in de zorg, de kinderopvang en het onderwijs in totaal 39 procent duurder dan de zzp’er. Marktverstoring door btw-heffing De overheid streeft naar gelijke arbeidsvoorwaarden tussen alle vormen van arbeid, maar een discrepantie in btw-tarieven kan deze inspanning ondermijnen. Dit geldt in elk geval voor de zorg, kinderopvang en het onderwijs; de arbeidsmarkt wordt onbedoeld verstoord door de verschillen in btw-tarieven. Ook rond de inlenersbeloning is de wetgeving gericht op gelijke behandeling van uitzendkrachten met werknemers in de sector; op het gebied van loon en arbeidsvoorwaarden krijgen uitzendkrachten tenminste net zoveel als in de geldende cao van de sector. Nu het loon van zzp’ers in de zorg, kinderopvang en onderwijs – evenals uiteraard het salaris van mensen in vaste dienst – is vrijgesteld van btw, zou volledige gelijkstelling van alle vormen van arbeid een nultarief voor uitzendkrachten in deze semipublieke sectoren betekenen. Dit btw-nultarief zou de arbeidsmarkt minder verstoren en beter aansluiten bij de doelstelling om het aantal zzp’ers terug te dringen. Ook helpt het de zorg, de kinderopvang en het onderwijs toegankelijk en betaalbaar te houden. De overheid wil immers dat personeel in de zorg, of het nu via ziekenhuizen, eerstelijnszorg of uitzendbureaus is, voldoende beschikbaar en betaalbaar blijft. De misgelopen inkomsten als gevolg van de btw-vrijstelling voor uitzendkrachten schat ik op 300 miljoen euro. ABN AMRO, handhaving, schijnzelfstandigheid Print Over de auteur Over Mario Bersem Mario Bersem is sectoreconoom bij ABN AMRO. Bekijk alle berichten van Mario Bersem
13-01-2025Drijvers (ABU) over handhaving: ‘Onze leden willen het goed doen, maar worden in onmogelijke p...
23-12-2024Staatssecretaris Van Oostenbruggen over waarom de Belastingdienst gaat bij handhaving zzp extra aand...