"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

Verplichte certificering voor uitleners komt snel dichterbij

Verplichte certificering voor uitleners komt snel dichterbij

Door Julie van Meeteren, Marxman Advocaten

Julie van Meeteren
Julie van Meeteren

Het kabinet wil misstanden in de uitzendbranche tegengaan en is voornemens om een verplichte certificering in te voeren voor ondernemingen die zich bezighouden met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Dit kondigde minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan in haar brief van 5 juli 2022 aan de Tweede Kamer. [1] Het voorstel is om dit certificeringsstelsel op te nemen in de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi).

Het verplichte certificeringsstelsel is een van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer), dat adviezen uitbrengt aan de regering om te zorgen voor een betere beheersing van de uitzendsector en het verbeteren van de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten. In het advies ‘Geen tweederangsburgers’ van 30 oktober 2020 geeft de Commissie aan:

“Een certificeringssysteem met structurele toetsing zou moeten zorgen voor een ‘APK-keuring’ van uitzendbureaus, waardoor malafide uitzendondernemingen van de markt kunnen worden geweerd.” [2]

Met het verplichte certificeringsstelsel lijkt Nederland enigszins terug in de tijd te gaan. Vanaf 1970 kende Nederland namelijk een vergunningstelsel om de uitzendbranche te reguleren. Toen de Waadi in 1998 in werking trad, is dit vergunningstelsel afgeschaft. Vanwege de aanhoudende misstanden in de uitzendbranche, is het (her)invoeren van de vergunningplicht de afgelopen jaren vaker onderwerp geweest van het politieke en maatschappelijke debat.

Het vergunningstelsel is niet teruggekeerd, maar daarvoor in de plaats komt nu (naar verwachting) een certificeringsplicht. In de toelichting bij de eerste versie van het wetsvoorstel wordt het certificeringsstelsel als volgt samengevat:

“In de kern komt het certificeringsstelsel erop neer dat het voor alle uitleners van arbeidskrachten verboden wordt om zonder een certificaat uit te lenen én het voor alle inleners verboden wordt zaken te doen met niet-gecertificeerde uitleners. De Nederlandse Arbeidsinspectie (Arbeidsinspectie) treedt handhavend op (waaronder door het opleggen van een boete) tegen in en uitleners die zich hier niet aan houden.”

Het huidige stelsel
Op dit moment kent de Waadi al de verplichting voor ondernemingen die bedrijfsmatig of niet-bedrijfsmatig arbeidskrachten ter beschikking stellen om zich als zodanig te registreren in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Wordt er niet voldaan aan deze registratieplicht, dan kunnen er forse boetes opgelegd worden aan de uitlener, maar ook aan degene die arbeidskrachten inleent van een niet-geregistreerde onderneming.

Daarnaast kunnen ondernemingen die bedrijfsmatig arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals uitzendondernemingen, detacherings-en payrollbedrijven en voor (onder)aannemers van werk, een keurmerk aanvragen bij de onafhankelijke Stichting Normering Arbeid (SNA). Ondernemers met dit keurmerk worden onderworpen aan periodieke controles (o.a. op het nakomen van arbeidsrechtelijke verplichtingen) waardoor de risico’s voor inleners worden beperkt. Dit SNA-keurmerk wordt op vrijwillige basis aangevraagd en in de praktijk blijkt dat hier (te) weinig gebruik van wordt gemaakt. Uit het adviesrapport van het Aanjaagteam d.d. 30 oktober 2020 blijkt namelijk dat er per die datum ongeveer 14.000 uitzendbureaus actief waren in Nederland, waarvan slechts 4794 (34%) bureaus beschikten over een SNA-keurmerk.

Het doel van het verplichte certificeringsstelsel
Hoewel er dus al regelgeving is op dit vlak en een groot deel van de uit- en inleners wel goed omgaat met hun arbeidskrachten, verkeren er nog te veel arbeidskrachten in uitzendsituaties in mensonterende situaties. Deze moeten zo snel mogelijk beëindigd worden, aldus minister Van Gennip. Het certificeringsstelsel moet hieraan bijdragen en heeft de volgende doelen:

(i) Het beschermen van de positie van ter beschikking gestelde arbeidskrachten;
(ii) Een gelijk speelveld voor inleners en uitleners waarborgen;
(iii) Uitleners die zich niet aan de regels houden (kwaadwillende en malafide partijen) van de markt te weren.

Voor wie geldt de certificeringsplicht?
Belangrijk om aan te stippen, is dat de verplichting een veel bredere reikwijdte krijgt dan op het eerste oog het geval lijkt. Van Gennip spreekt in haar brief van 5 juli 2022 over “het opzetten van een verplicht certificeringsstelsel voor bestaande en startende uitzendbureaus”. De certificeringsplicht zal echter niet alleen gelden voor uitzendbureaus, maar voor alle ondernemingen die in Nederland arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals bedoeld in de Waadi.

Dat betekent dat de certificeringsplicht in elk geval geldt voor de gehele uitzendsector, maar ook voor andere ondernemingen die zich bezighouden met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Het maakt dus niet uit of een onderneming structureel of op incidentele basis arbeidskrachten ter beschikking stelt. Ook in het geval van een eenmalige terbeschikkingstelling, zal een certificaat vereist zijn.

Omdat er voor de definitie van terbeschikkingstelling van arbeid aangesloten zal worden bij de huidige definitie in de Waadi, betekent dit onder meer dat collegiale uitleen buiten de reikwijdte van de certificeringsplicht zal vallen. De certificeringsplicht geldt overigens ook voor buitenlandse ondernemingen die in Nederland arbeidskrachten ter beschikking stellen.

Hoe werkt het aanvragen van een certificaat?
Er wordt een certificerende instelling (CI), een zelfstandig bestuursorgaan, opgericht die onder meer verantwoordelijk wordt voor het uitgeven, schorsen en intrekken van de certificaten. Bij de oprichting van de CI worden de volgende sociale partners betrokken: FNV, CNV, VCP, VNO-NCW, MKB Nederland, LTO Nederland, ABU, en NBBU.

Daarnaast worden er private inspectie-instellingen (II’s) in het leven geroepen die moeten beoordelen of uitleners in aanmerking komen voor een certificaat. Om vast te stellen of uitleners voldoen aan de certificeringseisen, zullen zij periodiek worden gecontroleerd door deze II’s. Op basis van hun bevindingen neemt de CI vervolgens een besluit, eventueel aangevuld met een eigen beoordeling. Als de CI besluit om een certificaat af te geven, geldt dit voor een periode van vier jaar. Na die periode moet het certificaat opnieuw worden aangevraagd.

Waar moet een uitlener aan voldoen om een certificaat te bemachtigen?

Om in aanmerking te komen voor een certificaat (en om dit te behouden), moet de uitlener voldoen aan een aantal normen. Het normenkader is nog niet officieel vastgesteld, maar het kader zal bestaan uit de normen van het hiervoor genoemde SNA-keurmerk en een aantal aanvullende verplichtingen. De toelichting bij de eerste versie van het wetsvoorstel bevat een voorlopig overzicht:

  1. Naleving van bestaande wettelijke verplichtingen:
    • Correcte inhouding en afdracht loonheffingen en omzetbelasting;
    • De beloning voldoet aan het wettelijk minimumloon en minimumvakantiebijslag;
    • Het bieden van de juiste arbeidsvoorwaarden op grond van het loonverhoudingsvoorschrift;
    • Het doorgeleiden van informatie over veiligheid op de werkplek aan de arbeidskracht;
    • Het voldoen aan de administratieverplichtingen (uit de Wet arbeid vreemdelingen) en controleren of de arbeidskracht in Nederland arbeid mag verrichten;
    • Schriftelijk of elektronisch verstrekken van informatie over de arbeidsovereenkomst;
    • Aansluiting bij de juiste pensioenuitvoerder en afdragen van pensioenpremies.
  2. Verklaring omtrent het gedrag (VOG).
  3. Een bankgarantie als waarborgsom (om vluchtig ondernemerschap tegen te gaan) van in beginsel € 100.000 en € 50.000 voor startende uitleners. Als het loon van de terbeschikkinggestelden op jaarbasis minder dan 10% van de totale loonsom bedroeg, is een bankgarantie niet vereist.
  4. Het aanbieden van gecertificeerde huisvesting.

Als een uitlener voldoet aan dit normenkader, toetst de CI tot slot nog of er geen ernstig gevaar bestaat dat het certificaat zal worden misbruikt voor criminele doeleinden. Is dat het geval, dan is de CI bevoegd om het certificaat overeenkomstig de Wet Bibob te weigeren, in te trekken of kunnen daaraan voorschriften worden verbonden.

Voorlopig certificaat van maximaal 6 maanden voor startende uitleners
Voor startende uitleners geldt een afwijkende regeling, omdat zij bij aanvang nog niet kunnen voldoen aan alle eisen uit het normenkader, zoals bijvoorbeeld de controle op de verloning. Daarom krijgen zij de mogelijkheid om eenmalig een certificaat van maximaal zes maanden aan te vragen. Om ook na deze periode arbeidskrachten ter beschikking te mogen stellen, moeten zij daarna een volwaardig certificaat aanvragen.

Toezicht en handhaving
De Arbeidsinspectie wordt verantwoordelijk voor het toezicht op de certificeringsplicht. Als uitleners niet beschikken over een certificaat, maar desondanks toch arbeidskrachten ter beschikking stellen, riskeren zij een boete. Heeft een uitlener wel een certificaat, maar houdt zij zich niet aan de regels, dan zal er handhavend worden opgetreden en kan het certificaat worden ingetrokken. Het gevolg daarvan is dat deze uitlener geen arbeidskrachten meer mag uitlenen.

De Arbeidsinspectie kan dus handhavend optreden als uitleners niet gecertificeerd zijn, maar ook wanneer inleners arbeidskrachten inlenen van niet-gecertificeerde uitleners. Zoals Van Gennip schrijft in haar brief d.d. 5 juli 2022 aan de Kamer: “Dit zou kunnen leiden tot een last onder dwangsom, boete, waarschuwing of bevel preventieve stillegging, of eventueel het opstellen van een proces-verbaal op grond van een economisch delict.”

Als een uitlener zijn certificaat verliest doordat dit wordt ingetrokken of (tijdelijk) wordt geschorst, geldt er een overgangsregeling van vier weken waarin er geen nieuwe arbeidskrachten ter beschikking mogen worden gesteld en waarin de lopende terbeschikkingstellingen niet direct worden beëindigd, zodat arbeidskrachten en inleners zich hierop kunnen voorbereiden.

Inwerkingtreding en overgangsrecht
Van Gennip heeft de Tweede Kamer in haar brief van 24 november 2022 nader geïnformeerd over het tijdspad van de invoering van het certificeringsstelsel. Daarin benadrukt zij dat het kabinet de aanbevelingen van het Aanjaagteam ‘met grote urgentie’ uitvoert. [3]

Het streven is om het wetsvoorstel in het voorjaar van 2023 aan de Tweede Kamer voor te leggen en daarnaast is Van Gennip voornemens om een zogenoemd ‘ingroeimodel’ in te voeren, om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk uitleners vóór 1 augustus 2024 een certificaat kunnen aanvragen.

De verwachting is dat de certificeringsplicht – en de sancties op schending daarvan – in werking zullen treden vanaf 1 januari 2025. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat alle uitleners de gelegenheid moeten hebben gehad om het certificaat te verkrijgen. Er geldt alleen overgangsrecht voor uitleners die het certificaat drie maanden voor de inwerkingtredingsdatum hebben aangevraagd, maar die het certificaat – door omstandigheden buiten hun invloedsfeer – niet tijdig hebben ontvangen. Totdat het besluit is genomen, zijn de nieuwe regels niet op hen van toepassing.

Belangrijk om te vermelden is dat uitleners die gebruikmaken van het hiervoor genoemde ingroeimodel, onder dit overgangsrecht zullen vallen. Dat heeft Van Gennip bekendgemaakt in haar brief aan de Kamer d.d. 24 november 2022. Een uitlener die vóór 1 augustus 2024 een certificaat aanvraagt, blijft in de overgangssituatie totdat de CI een besluit heeft genomen. Tot dat moment zijn de nieuwe regels niet op deze uitlener van toepassing.

Tips voor de uitleners
Vraag dus – als het wetsvoorstel wordt aangenomen – vóór 1 augustus 2024 het certificaat aan. Zoals het er nu naar uitziet, kan op die manier verplichte staking van de werkzaamheden, vanwege het niet tijdig beschikken over een certificaat, worden voorkomen. Dit zal namelijk de consequentie zijn van het te laat indienen van de aanvraag of wanneer de CI niet op tijd een besluit heeft kunnen nemen (vermoedelijk alleen indien dit binnen de invloedsfeer van de uitlener valt).

In de aanloop daarnaartoe zullen uitleners moeten anticiperen op de nieuwe regelgeving door hun bedrijfsvoering tegen het licht te houden en zich voor te bereiden op het normenkader en de periodieke inspecties van de II’s. Hoe langer hiermee wordt gewacht, hoe lastiger het zal worden om tijdig te beschikken over dit gewilde certificaat.

Voetnoten
[1] Brief van Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 5 juli 2022, Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. E.
[2] Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan (30 oktober 2020). Kamerstukken II 2020/21, 29861, nr. 53, bijlage nr. 953505.
[3] Brief van minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 24 november 2022, Kamerstukken II 2021/2022, 29861, nr. 98.

Lees ook
Ministerraad akkoord met wetsvoorstel verplichte certificering voor uitzendbureaus
Haast maken met certificering uitzendbureaus

Flexnieuws geeft ruimte aan auteurs die een artikel willen plaatsen op Flexnieuws.