"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

Wet Toelating Terbeschikkingstelling Arbeidskrachten; klopt de cijfermatige onderbouwing?

Het aantal uitzendondernemingen dat relevant is voor verplichte certificering is niet 15.000 en zeker niet 22.000. Het is ongeveer 7.000, waarvan ongeveer 40% erg klein is. De cijfers van het CBS zijn verbazingwekkend, constateert Theo van Leeuwen. Is deze wet (WTTA) nodig om ca. 300 bedrijven te vinden die niet in het SNA-register staan?

De Wet Toelating Terbeschikkingstelling Arbeidskrachten (WTTA) is op 12 oktober 2023 aan de Tweede Kamer ter beoordeling aangeboden. Doel van de wet is om invulling te geven aan het rapport Roemer van 30 oktober 2020; Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten doet daarin “Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan” en richt zich voornamelijk op arbeidsmigranten die laag- of ongeschoolde arbeid verrichten. Het Aanjaagteam wijst op een beperkt aantal branches waarin deze problematiek vooral speelt. Dit zijn branches die gebruik maken van laag- of ongeschoolde arbeid. Dit is dus het doel.

Reikwijdte WTTA schiet doel van rapport Roemer voorbij

De reikwijdte van de toelatingsplicht omvat echter alle rechtspersonen en ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals gedefinieerd in de WAADI. Daaronder vallen de gehele uitzendsector, maar ook andere ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen aan een andere partij. Het gaat om ca. 15.000 bedrijven.

Met de WTTA wil de overheid het volgende bereiken:

  • Uitbannen van malafide ondernemers
  • Correcte beloning
  • Genormeerde huisvesting
  • Veilig werken
  • Tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie

De uitzendbranche moet middels verplichte certificering gereguleerd worden om ‘wildgroei in uitzendorganisaties’ en malafide praktijken tegen te gaan. Waar het rapport Roemer zich richt op misstanden bij laag- of ongeschoolde arbeidsmigranten in Nederland richt de WTTA zich op alle uitzendbureaus.

Inhoudelijk niet proportioneel en effectief

Eerder sprak ik mijn kritiek uit over de aanpak; In plaats van in de gehele onderkant van de arbeidsmarkt naar onderbetaling en malafiditeit te kijken, is gekozen voor uitsluitend ter beschikking stellen van arbeid (tba) met een mooi afgerond beleidspakket dat ter beschikking stelling van arbeid reguleert. Dit is niet proportioneel, want er worden nu veel bedrijven die weinig met deze problemen van doen hebben met van alles belast. Het is ook niet effectief, want hele sectoren waar je deze problemen wel kan verwachten vallen buiten de scope.

Kwantitatief ook niet proportioneel en effectief

Hoe zit dat dan als ik kijk naar de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de uitzendbranche? Hoe verhouden die zich tot de getallen die in de politiek veel worden genoemd en de hoeveelheid bedrijven die door de WTTA wordt getroffen? Is er sprake van wildgroei aan uitzendbureaus?

De gegevens van het CBS werpen een ander, opmerkelijk, licht op de situatie.

Volgens de statistieken is het aantal uitzenders en payrollers de afgelopen jaren vrij constant gebleven op ca 7.000 bedrijven, met slechts een beperkte groei of krimp. Opvallend is de overvloed aan heel kleine uitzendbureaus, namelijk 40%. De grotere bedrijven vormen een kleinere minderheid.

Malafiditeit moet worden uitgebannen uit de uitzendsector. Dat onderschrijf ik volledig. Het mag niet zo zijn dat enkele mensen voor gewin op korte termijn ongestraft mensen kunnen uitbuiten, sociale problemen kunnen veroorzaken en de goede naam van de meeste goedwillende bedrijven te grabbel gooien. Het is dan wel belangrijk dat hiervoor effectief beleid wordt gekozen en ingericht, dat is gebaseerd op feiten. Daarbij helpt het om ook in cijfers te zien waar het over gaat.

Gegevens van het CBS, verbazingwekkend!

Het CBS levert al jaren cijfers en statistieken over onder meer het aantal bedrijven in een bedrijfstak, zoals de uitzendbranche. Dit is gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling (SBI), die ook op het uittreksel van de Kamer van Koophandel staat en die bepaalt of een bedrijf zich moet inschrijven in het WAADI-register.

Hieronder laat ik een tabel zien met het aantal ondernemingen in de sector van uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling gedurende verschillende jaren. De sector is uitgesplitst in deelsectoren. De relevante deelsectoren zijn: 782 Uitzend- en uitleenbureaus, pools en 783 Payrollbedrijven, samen “UZB’s” (uitzenders), want die hebben mensen in dienst, voeren een loonadministratie, betalen lonen uit en verzorgen huisvesting. Bedrijven in de subcategorie 781 Arbeidsbemiddeling doen alleen aan werving en selectie.

Tabel: aantal ondernemingen in de sector uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling

Het aantal UZB’s is in de loop der jaren redelijk constant: rond 7.000 ondernemingen. De groei zit in bedrijven in de subcategorie 781 Arbeidsbemiddeling. Dit is niet de doelgroep van de WTTA.

Mijn cijfermatige analyse van uitzendbureaus naar bedrijfsomvang, gemeten in het aantal werkzame personen, leidt tot het volgende beeld:

Analyse uitzendbureaus gemeten naar aantal werkzame personen

Dit toont een niet noemenswaardige groei aan gedurende 14 jaar van het aantal bureaus, waarbij de heel kleine bedrijven rond 40% van het totaal vormen en er een relatief klein aantal grotere bedrijven is, namelijk 7%. Dat laatste is te verwachten, maar dat er zoveel kleine bedrijven zijn, vind ik opvallend.

Het aantal uitzendbureaus is in de loop der jaren redelijk constant: rond de 7.000 ondernemingen.

Uit de CBS-cijfers blijkt verder dat gemiddeld ieder jaar ca 10% van de bedrijven afvallen en er een vergelijkbaar aantal ook weer bijkomt. In het 2e kwartaal van dit jaar stijgt het aantal UZB’s van 7.160 naar 8.235. Een ongekende stijging in deze reeks van jaren. Die stijging is volledig toe te rekenen aan de categorie bedrijven met 1 werkzame persoon. Mogelijk hangt dit samen met de invorderingsacties van nog openstaande coronaschulden die de Belastingdienst nu heeft ingesteld.

Hoe men politiek schermt met getallen

Enige tijd geleden schreef Caroline Verduin, Raadslid D66 in Den Haag, in verband met misstanden rondom arbeidsmigratie, op LinkedIn dat “er een wildgroei aan uitzendbureaus is ontstaan, mogelijk zelfs 22.000! In Den Haag zien we de negatieve gevolgen als uitzendbureaus niet gereguleerd en gecontroleerd worden”.
Politieke cijfers suggereren ook een wildgroei aan uitzendbureaus, vaak wordt een getal van 15.000 genoemd. Het rapport Roemer noteert op blz. 13 dat er ongeveer 14.000 uitzendbureaus actief zijn. In het (Rijksoverheids) bericht van 5 juli 2022 Kabinet zet stap naar verplichte certificeringsstelsel voor uitzendbureaus valt te lezen: “Op dit moment zijn er zo’n 15.000 uitzendbureaus in Nederland”.

In de Memorie van Toelichting bij de WTTA in par. 8.4 op blz. 90 wordt de verwachting uitgesproken dat van de 15.000 actieve uitzendbureaus er 10.000 actief blijven en er 5.000 uitleners, die niet als uitzendbureau te kwalificeren zijn, toelating aanvragen. Daarmee zijn er in totaal 15.000 uitleners.

De politieke getallen zijn een slag in de lucht; ze worden nergens onderbouwd. Het WAADI-register is ook geen goede referentie.

In het WAADI-register, dat voor de uitleners verplicht is, staan ca. 47.000 ondernemingen geregistreerd. Dit is blijkbaar de basis voor een onderzoek geweest. Uitzend- en uitleenbureaus, banenpools en payrollbedrijven worden automatisch in het WAADI-register ingeschreven op basis van hun SBI-code. Andere bedrijven die sporadisch uitlenen, dus niet die SBI-code hebben, moeten dat zelf doen. De SBI-code is de basis voor de registratie bij het CBS. De praktijk is dat iedereen zich inschrijft, omdat er hoge boetes verbonden zijn aan uitlenen zonder inschrijving en een onnodige inschrijving geen gevolgen heeft.
De politieke getallen zijn, met andere woorden, een slag in de lucht; ze worden nergens onderbouwd. Het WAADI-register is ook geen goede referentie.

De Nederlandse Arbeidsinspectie maakt in haar programmarapportages Uitzendbureaus 2020-2022 gebruik van de gegevens van het CBS. Zie blz. 8 van dit rapport. Door titelgebruik in tabel 2 wordt de indruk gewekt dat er groei is in de uitzendbranche. Dat past in het politieke frame, maar het is niet waar. Afgezien van de kwantitatieve analyse ben ik het eens met de analyse in dat rapport.

De statistisch relevante groep bedrijven zijn de UZB’s (uitzendbureaus). Het totale aantal relevante ondernemingen komt daarmee structureel uit op ongeveer 7.000, niet de veronderstelde 15.000 of 22.000. Van die 7.000 ondernemingen is ca. 40% heel klein.

Inschatting van de mate van certificering onder uitzenders

De Stichting Normering Arbeid (SNA) houdt sinds haar bestaan netjes bij hoeveel ondernemingen gecertificeerd zijn en de samenstelling daarvan.

Volgens het jaarverslag 2022 van de Stichting Normering Arbeid waren er 4.859 gecertificeerde bedrijven, waarvan 71% zich met uitzenden, 11% zich met uitzenden en aanneming van werk en 18% zich met alleen aanneming van werk bezighielden.

De KVK geeft een of meerdere SBI-codes automatisch aan een onderneming al naar gelang de activiteiten. Een onderneming kan, als het meerdere activiteiten heeft, ook meerdere SBI-codes hebben, opgedeeld naar hoofd- en nevenactiviteiten.

Bij de 11% ondernemingen die als activiteiten hebben uitzenden en werk aannemen is niet duidelijk welke van beide de hoofd- of nevenactiviteit is. Sector 52 heeft er in ieder geval qua werkingssfeer niet direct iets mee te maken.

Ik ga ervan uit dat de helft, dus 5,5%, uitzenden als hoofdactiviteit heeft en de andere helft aannemen van werk als hoofdactiviteit heeft. Dat maakt het aandeel UZB’s in de door SNA gecertificeerde groep ondernemingen 76,5%, ofwel 3.700 bedrijven.

Naar schatting heeft de ABU 500 leden met een marktaandeel in geld van ca. 65%. De NBBU heeft ca. 1.200 leden en een marktaandeel in geld van ca. 24%.

Er zijn een beperkt aantal grote ondernemingen alleen BOVIB gecertificeerd. Soms zijn hun bedrijfsactiviteiten zodanig dat ze niet voor SNA-certificatie in aanmerking komen, terwijl ze wel graag een kwaliteitskeuring ondergaan. Aantal en omzet van deze groep zijn mij niet bekend.

Analyse

Hieronder heb ik de bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen nader gegroepeerd, uitgaande van het WAADI register, naar UZB’s, omvang wel/niet gecertificeerd:

Bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen

Grafisch weergegeven ziet dat er zo uit:

Bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen

Waarvan UZB's met enige omvang

Er is een groot verschil tussen het beoogde aantal van 15.000 ondernemingen dat onder de WTTA valt en de relevante groep bedrijven, namelijk 7.000, die zich volgens het CBS bezighouden met uitzenden. Is er een wet voor verplichte certificering (nu genoemd WTTA) nodig om ca. 300 bedrijven te kunnen vinden, die nu niet in het register van SNA staan?

Is de WTTA nodig om circa 300 bedrijven te vinden, die nu niet in het register van SNA staan?

Doeltreffendheid van verplichte certificering

Het aantal uitzendondernemingen dat relevant is voor verplichte certificering is niet 15.000 en zeker niet 22.000. Het is ongeveer 7.000, waarvan ongeveer 40% erg klein is.
De georganiseerde uitzendbureaus genereren ongeveer 89% van de uitzendomzet. In deze berekening is het omzet-aandeel van niet-georganiseerde SNA-gecertificeerde bedrijven slechts 11% voor 2.000 bedrijven. Dit lijkt me erg weinig, maar zelfs als de omzetschattingen van ABU en NBBU naar beneden worden bijgesteld, blijft het omzetaandeel van niet georganiseerde, maar wel SNA gecertificeerde bedrijven beperkt.

In mijn blog “Wet Toelating Terbeschikkingstelling Arbeidskrachten. Ingewikkeld en risicovol” gepubliceerd op 1 november in FlexNieuws heb ik de hoofdlijnen van de verplichte certificering aangegeven. Het stellen van een bankgarantie van €100.000,- en het hebben van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) zijn 2 van de 4 belangrijke punten.

De enorme staart van kleine ondernemingen van nauwelijks economisch belang zal door, met name, de geëiste bankgarantie niet meer toetreden of snel verdwijnen. Kortom, de bankgarantie kan best een effectieve toetredingsbarrière zijn. Het werkt vooral in het voordeel van de grotere ondernemingen, want die kunnen vrij makkelijk de bankgarantie te stellen. Voor de kleinere bedrijven is dat lastig in een markt waarin lonen op tijd moeten worden betaald, opdrachtgevers vaak een wat langere betalingstermijn claimen en banken kritisch zijn.

Uit de cijfers blijkt dat bij de verplichte certificering het vangnet erg wijd wordt uitgegooid. Ca. 15.000 ondernemingen vallen hieronder, terwijl de statistisch relevante groep ca. 4.000 is, waarvan, in mijn berekening, 300 bedrijven niet SNA-gecertificeerd zijn.

Mijn grote probleem blijft dat de WTTA het vangnet wijd uitgooit op basis van de veronderstelling dat malafiditeit één op één gekoppeld is aan uitzenden. Dat is niet waar. Ook in andere juridische constructies komt het voor. Denk bijvoorbeeld aan Roemeense kabelgravers die door onderaannemers worden ingehuurd op zzp-basis. Iedere dag reizen die heen en weer vanaf Den Haag om ons overal in het land van snel internet te voorzien. Daar gaat het over in het uitgangspunt van het rapport van de Commissie Roemer: de misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland die laag of ongeschoolde arbeid verrichten.

De veronderstelling dat malafiditeit één op één gekoppeld is aan uitzenden is niet waar.

De verplichte certificering zal veel geld en inspanning kosten en weinig opleveren om dit kernprobleem – misstanden bij arbeidsmigranten – te verhelpen. De verplichte certificering lijkt door de vereiste hoge bankgarantie vooral de kleine ondernemingen te weren. Het doel van de certificering is het aanpakken van misstanden door malafide uitleners. Het lijkt erop dat er maar een klein aantal niet-gecertificeerde bedrijven is waar de bonafide, gecertificeerde ondernemingen tegen beschermd moeten worden.
Het SNA-certificaat is in deze markt essentieel en het ontbreken ervan belemmert uitzendbureaus in hun werk. Mensen die bekend zijn met deze markt weten al lang dat het SNA-certificaat “a license to produce” is. Het overgrote deel van de inleners van personeel wil geen risico lopen en verlangt compliancy. Wie geen SNA-certificaat heeft, komt als uitzendbureau niet aan de bak. Dat tonen de cijfers ook aan.

Conclusies

De kwantitatieve analyse maakt duidelijk dat verplichte certificering weinig zal bijdragen aan het opsporen van mogelijk malafide uitzendondernemingen die niet gecertificeerd zijn.
De kosten van de verplichte certificering worden geraamd op €143 mio. Dat is €450.000 per niet-gecertificeerd bedrijf. Het lijkt me interessant om te onderzoeken of je met dit budget een meer effectief beleid kan ontwikkelen, bijvoorbeeld door gericht op zoek te gaan naar niet-gecertificeerde bedrijven en naar malafide bedrijven. Want, hoewel beide in het WTTA-sleepnet zijn samengepakt, het zijn twee verschillende dingen. Het bestuur van PayOK is meer dan bereid om deze zaken met specialisten in de markt en met geïnteresseerde politici te delen.

Desondanks kunnen we ervan uitgaan dat de plannen doorgaan en de lat hoger wordt gelegd. Het verliezen van het verplichte keurmerk kan het einde betekenen voor een uitzendonderneming. Het gaat dan met name om correcte toepassing van inlenersbeloning en pensioenregeling. Dit is vaak complex. De SNA-inspectie geeft niet voldoende informatie hierover. Het PayOk-keurmerk biedt dit wel.

In mijn volgende blog beschrijf ik het succes van de zelfregulering, welke tekortkomingen er zijn en het ‘zwartepieten’ rond de handhaving.

Theo van Leeuwen is uitvoerend bestuurder van Stichting PayOK en Stichting AVG Garant.