SLUIT MENU

“De uitzend-cao 2026-2028 is écht nieuw.” De opvallende veranderingen op een rij.

Met een nieuwe uitzend CAO neemt de sector na ruim 10 jaar afscheid van een manier van werken, denken én kostprijzen berekenen, zo legt Henk Geurtsen van Experts in Flex uit. Hij heeft de tekst van de cao doorgenomen en deelt een aantal opvallende veranderingen.

Nu ook de leden van de NBBU akkoord zijn gegaan met een nieuwe CAO voor Uitzendkrachten is de exacte inhoud bekend. Die CAO – die in gaat op 1 januari 2026 – is echt anders dan de lopende CAO. Het meest in het oog springende onderdeel is de inlenersbeloning. Een overzicht van alle veranderingen en de impact daarvan:

De meest ingrijpende wijzigingen

  1. Geen standaard opbouw-percentages voor de reserveringen;
  2. Geen standaardlijstje met elementen van de inlenersbeloning waar je rekening mee moet houden.

Wat daarvoor in de plaats komt:

Reserveringen

Alle reserveringen worden afhankelijk van de situatie bij de inlener.

  • Niet meer het automatisme van 25 vakantiedagen reserveren;
  • Niet meer het lijstje met feestdagen vanuit de uitzend-cao volgen met de dagen die van toepassing zijn. Ook niet meer het automatisme dat het alleen om feestdagen gaat die op doordeweekse dagen vallen;
  • Geen vast percentage/uren voor kort verzuim/bijzonder verlof;
  • Afscheid van de 8,33% vakantiebijslag. Ook deze moet per inlener vastgesteld worden. Complicerend daarin is dat we gewend zijn aan een situatie dat de vakantiebijslag wordt gereserveerd over het feitelijk loon. Die regel vervalt ook. De situatie bij de inlener is bepalend. Zo zijn er bijvoorbeeld cao’s waar bijvoorbeeld het overwerk meetelt in de grondslag voor de reservering van de vakantiebijslag.

Inlenersbeloning

In de nieuwe cao wordt er onderscheid gemaakt tussen essentiële arbeidsvoorwaarden en niet-essentiële arbeidsvoorwaarden.

De arbeidsvoorwaarden zijn als volgt omschreven in de cao:

De uitzendkracht heeft recht op gelijkwaardige beloning.

Gelijkwaardige essentiële arbeidsvoorwaarden:

  1. Het loon en overige vergoedingen;
  2. De arbeidstijden, daaronder begrepen overwerk, rusttijden, arbeid in nachtdienst, pauzes, de duur van vakantie en het werken op feestdagen.

Gelijkwaardige niet-essentiële arbeidsvoorwaarden:

De uitzendkracht heeft met betrekking het totaal van de niet-essentiële arbeidsvoorwaarden, zijnde de niet hierboven genoemde essentiële arbeidsvoorwaarden, eveneens recht op ten minste gelijkwaardige beloning ten opzichte van de werknemer in dienst van de opdrachtgever met een gelijk(waardig)e functie.

Gelijkwaardige essentiële en niet-essentiële arbeidsvoorwaarden:

Het totaal aan arbeidsvoorwaarden van de uitzendkracht, moet ten minste gelijkwaardig zijn aan het totaal aan arbeidsvoorwaarden van de werknemer in dienst van de opdrachtgever met dezelfde of een vergelijkbare functie.

Toelichting in de cao:

Een uitzendkracht heeft recht op gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden. Dat houdt in dat de arbeidsvoorwaarden van de uitzendkracht minimaal gelijkwaardig moeten zijn aan de arbeidsvoorwaarden van de werknemer in dienst van de opdrachtgever die hetzelfde of vergelijkbaar werk verricht. Dit betekent niet dat alle arbeidsvoorwaarden in de praktijk precies hetzelfde moeten zijn, maar dat de uitzendkracht alles bij elkaar opgeteld wel hetzelfde moet krijgen.

De uitzendonderneming kan er binnen de doelstellingen van gelijkwaardige beloning voor kiezen om sommige arbeidsvoorwaarden hetzelfde toe te passen en andere arbeidsvoorwaarden op een gelijkwaardige manier. Wanneer een essentiële arbeidsvoorwaarde voor de uitzendkracht anders wordt toegepast dan bij de opdrachtgever, dan moet een eventueel nadeel door middel van een andere essentiële arbeidsvoorwaarde worden gecompenseerd. Dit nadeel mag niet door middel van een niet-essentiële arbeidsvoorwaarde worden gecompenseerd.

Alleen een nadeel door het anders toepassen van een niet-essentiële arbeidsvoorwaarde kan door middel van een essentiële arbeidsvoorwaarde worden gecompenseerd.

Wat betekenen deze cao-teksten zoal?

Het loon en overige vergoedingen wordt op een hoop gegooid. Het aan de uitzendkracht toegekende totaalbedrag moet (minimaal) gelijkwaardig zijn aan de totaaloptelling van het loon en de overige vergoedingen zoals dat bij de inlener van toepassing is.

Bijzonder is daarin dat onder de vergoedingen ook netto bedragen thuishoren, zoals reiskostenvergoedingen. De cao zegt daarover dat als deze waarde bij de opdrachtgever is uitgedrukt in een bedrag, dan wordt dit bedrag voor de vergelijking als brutowaarde gezien.

Simpel uitgelegd op basis van twee items uit de essentiële arbeidsvoorwaarden: als het salaris € 3.000,- per maand is en de reiskostenvergoeding € 250,-, dan is het totaalpakket aan essentiële arbeidsvoorwaarden € 3.250,-.

ORT-toeslagen

Onder de overige vergoedingen van de essentiële arbeidsvoorwaarden valt bijvoorbeeld ook de toeslag voor onregelmatige diensten. Afhankelijk van het soort diensten die er worden gedraaid is het bedrag aan overige vergoedingen elke verloningsperiode verschillend. Op zich geeft de cao de speelruimte om de verdeling van de diverse beloningselementen anders te doen als dat bij inlener het geval is. Maar verlaag je bijvoorbeeld het uurloon en verhoog je de vakantiebijslag, dan zal de ORT-toeslag ook anders uitpakken. Levert dat per saldo een positief verschil voor de uitzendkracht op, dan is er niets aan de hand (maar heb je mogelijk wel een hogere kostprijs, zonder dat dit tot uiting komt in een hoger tarief). Levert het een negatief verschil op voor de uitzendkracht, dan zul je dit moeten compenseren (en waar laat je dat dan in je kostprijs en in je tarief).

Leaseauto

Een ander gevolg, wat in de praktijk vooral de detacheringsbureaus gaat raken (ja, al deze wijzigingen  gelden ook voor de detacheringsbureaus): de medewerker krijgt in nogal wat gevallen een leaseauto ter beschikking.

De reiskostenvergoeding valt onder de essentiële arbeidsvoorwaarden. Hierdoor moet de waarde van de reiskostenvergoeding gewoon meegenomen worden in het arbeidsvoorwaardenpakket, terwijl de medewerker een leaseauto heeft. Mag de leaseauto privé gebruikt worden dan telt die mee in het pakket essentiële arbeidsvoorwaarden en mag de waarde “uitgeruild” worden met de andere arbeidsvoorwaarden.

Vraag die zich dan voordoet bij de leaseauto is hoe je die waarde van de ter beschikking gestelde auto moet bepalen. Daarover geeft de cao geen voorschriften of handvatten.

Controles NEN, ABU, NBBU en SNCU

Omdat er niet meer een op een zaken afgevinkt kunnen worden of alle beloningsonderdelen kloppen, zullen de controles ingewikkelder worden. Je moet er ook rekening mee houden dat er meer discussiepunten kunnen ontstaan, zeker in de controles over 2026.

Kostprijsberekening

De kostprijsberekening wordt door deze wijzigingen echt anders, complexer en per inlener/inleners-cao ontstaan er behoorlijke verschillen in de manier van kostprijsberekening.

Voorbereiden op 2026

Er verandert veel en het is ingrijpend. Dat vraagt goede voorbereidingen. En dan is de nieuwe uitzend-cao ook nog eens niet de enige verandering waar de flexbranche in 2026 mee te maken gaat krijgen.

Tijdens het FlexFuture-event wet- en regelgeving 2026 zullen alle belangrijke zaken aan de orde komen. Het programma is al vrijwel volledig ingevuld en de inschrijving is vandaag opengesteld, waarbij kaarten nu met een Early Bird korting besteld kunnen worden. Website: www.flexfuture.nl

(De oorspronkelijk paragraaf over de Leaseauto is enigszins aangepast op basis van nieuwe informatie) 

Henk Geurtsen is de oprichter van Experts in Flex en werkt sinds 1976 binnen de flexbranche.

6 reacties op dit bericht

  1. Geachte heer Geurtsen,

    Zomaar een vraag, is de passage over de leasauto, zoals eerder, wederom aangepast op aangeven (of last) van de ABU?

    • Geachte heer Geurtsen,

      Ik stel u als Henry Stroek een vraag gezien een aantal voorvallen de laatste weken en vervolgens aanpassingen op dit medium, de redactie is hiervan op de hoogte.
      Dat heeft niets te maken met onze of mijn houding t.o.v. dit cao akkoord of de nu gepubliceerde tekst.

      Inhoudelijk vraag ik me af of uw aanpassing juist is maar daar zullen we later achter komen.

  2. Geachte heer Geurtsen.
    Ik stel u de volgende vraag.
    Als inlenerbeloning geeft U aan dat ik de zelfde recht heb als werknemer bij bedrijf dat ik werk.
    Bij de werkgever waar bij ik nu werk hebben de vaste werknemer het volgende.
    Pensoen bedrag presentage zowel werkgever als werknemer wordt volledig door werkgever betaald heb ik dan het zelfde recht. dat mijn uitzend organisatie deze ook gelijkwardig uitvoerd inplaatst dat ik zelf een deel stiPP plus premi van 4% moet betalen. en uitzend organisatie de rest StiPP plus premie – werkgever 8%.
    Heb daar recht op.
    Ik hoop dat u mijn begrijpt

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *