"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

Uitwerking hervorming arbeidsmarkt in zes punten

Minister Karien van Gennip (Sociale Zaken) presenteert een pakket maatregelen om werkenden meer zekerheid te geven en het aantal flexwerkers terug te dringen.

Minister Karien van Gennip

Schijnzelfstandigheid terugdringen, meer zekerheid voor mensen met een flexcontract en meer wendbaarheid voor werkenden en ondernemers. Dat zijn de uitgangspunten van het pakket maatregelen voor de arbeidsmarkt van minister Karien van Gennip (Sociale zaken en Werkgelegenheid). Hoe wil ze dit voor elkaar krijgen?

Met deze zes maatregelen wil de minister flexibele arbeid terugdringen:

  1. Nulurencontracten en draaideurconstructies afgeschaft
  2. Crisisregeling personeelsbehoud
  3. Sneller meer zekerheid voor uitzendkrachten
  4. Eerder duidelijkheid over loondoorbetaling bij ziekte
  5. Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
  6. Aanpak schijnzelfstandigheid

Nulurencontracten en draaideurconstructies afgeschaft
Het kabinet maakt een einde aan oproepcontracten, zoals nuluren- en min/max-contracten. In plaats daarvan komt er een basiscontract dat werknemers zekerheid geeft over het minimaal aantal uren dat zij werken. Zo weten zij zeker dat ze in een periode minstens een bepaald inkomen ontvangen. Daarbij zijn ze wel verplicht om een bepaald aantal uur boven dit minimum beschikbaar te zijn (maximaal 130 procent van het minimaal aantal uren). Lees meer

Verder maakt het kabinet een eind aan zogenaamde ‘draaideurconstructies’. Op dit moment moet een werkgever iemand na drie aaneengesloten tijdelijke contracten een vast dienstverband aanbieden. Pas na een half jaar mag hij een nieuw tijdelijk contract geven. Die periode van een half jaar, wordt vijf jaar. Deze langere onderbrekingstermijn geldt ook voor uitzendkrachten, maar niet voor scholieren en studenten.

Het idee is dat werkgevers door de veranderingen mensen eerder een vast contract geven. Hoogleraren en brancheverenigingen betwijfelen of dit plan gaat werken.

Crisisregeling personeelsbehoud
Zoals de minister eerder aankondigde, komt er een soort ‘crisis-ww’. “Het gaat natuurlijk om crisissituaties, zoals corona en de oorlog in Oekraïne”, zei Van Gennip tijdens een Kamerdebat in november. “Crisistijd valt buiten het normale ondernemersrisico. In dat soort situaties wil ik bedrijven ruimte geven om wendbaar te zijn.”

In zo’n crisissituatie kunnen ondernemers hun werknemers maximaal 6 maanden op een andere plek in het bedrijf aan het werk zetten. Ook mogen ze hun personeel minder laten werken met behoud van hun ww-rechten. Op die manier kan de werkgever de crisisperiode overbruggen, terwijl de werknemer zeker blijft van zijn inkomen.

Deze regeling is niet helemaal in lijn met het het advies van de Commissie Borstlap, legde commissie-lid Erik Stam uit aan ZiPconomy. “Interne flexibiliteit is gewenst bij bedrijfsspecifieke uitdagende situaties. Dat is niet beperkt tot een macro-economische crisis.”

Daarnaast beperkt het kabinet de kosten in de WW-premie voor overwerk bij grote vaste contracten. Ook het vaste basiscontract gaat onder de lage WW-premie vallen.

Sneller meer zekerheid voor uitzendkrachten
Wie werkt via een uitzendbureau krijgt sneller meer zekerheid. Na 52 gewerkte weken heeft een uitzendkracht recht op een contract met meer zekerheid (fase A). De fase daarna (fase B) wordt verkort van 3 jaar naar 2 jaar. Dat betekent dat uitzendkrachten eerder recht krijgen op een vast contract.

Werkgevers die gebruik maken van uitzendkrachten en gedetacheerden mogen dat alleen doen via gecertificeerde bureaus.

Eerder duidelijkheid over loondoorbetaling bij ziekte
Het kabinet geeft kleine en middelgrote werkgevers (t/m 100 werknemers) eerder duidelijkheid over de re-integratie van langdurig zieke medewerkers. Zij kunnen straks na een jaar al duidelijkheid krijgen of ze een zieke werknemer mogen vervangen. Nu is dat pas na twee jaar. Indien de zieke medewerker in het tweede jaar herstelt, dan kan die alleen nog terugkeren bij hetzelfde bedrijf als voor zijn functie een vacature is die nog niet is ingevuld.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
Zelfstandigen moeten verplicht een arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) afsluiten. Die aov voor zelfstandigen wordt ‘betaalbaar’, belooft Van Gennip. Dit is een van de manieren om de verschillen in sociale zekerheid tussen werknemers en werkgevers verkleinen.

De wet die zo’n verplichte aov voor zelfstandigen regelt moet in het eerste kwartaal van 2025 ingaan, maar zal pas jaren daarna beschikbaar zijn. Een ‘eenvoudige aov’ zonder uitzonderingen waarschijnlijk in 2027, een complexere wet met optout-mogelijkheid vanaf 2029. De minister verkent nog of zo’n complexere regeling haalbaar is.

“Een dergelijke mogelijkheid gaat gepaard met gedragseffecten”, schrijft zij. “Daarvoor moeten extra soliditeitswaarborgen worden genomen. Ik werk aan de vormgeving van een stabiliteitsbijdrage – en doe onderzoek naar de hoogte van die stabiliteitsbijdrage – om de publieke premie als gevolg van de gedragseffecten te stabiliseren.”

Aanpak schijnzelfstandigheid
De minister werkt aan verduidelijking van de wet om te kunnen bepalen wanneer een werkgever een zelfstandige mag inhuren. Zij gaat de norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit het Burgerlijk Wetboek verduidelijken aan de hand van drie hoofdelementen: ‘materiële ondergeschiktheid’ (toezicht, instructies), ‘organisatorische inbedding van het werk’ en de contra-indicatie van een arbeidsovereenkomst ‘zelfstandig ondernemerschap’.

Het is nog niet duidelijk hoe de criteria voor werknemerschap en ondernemerschap zich tot elkaar verhouden. Voor de zomer stuurt ze een brief met meer informatie daarover naar de Tweede Kamer, nadat ze de criteria verder heeft uitgewerkt samen met de sociale partners.

Ze houdt daarbij in elk geval vast aan het criterium ‘inbedding van het werk’, laat de minister weten aan ZiPconomy. Dat is opvallend, want een deel van de sociale partners ziet daar geen heil in.

Verder herhaalt de minister een aantal zaken uit haar voortgangsbrief over werken met zelfstandigen. Daarin staat onder andere dat de Belastingdienst vaker gaat handhaven op schijnzelfstandigheid. Verder komt er een ‘civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’ onder een bepaald uurtarief. Dit moet het makkelijker maken voor kwetsbare zzp’ers om werknemersrechten op te eisen. Het tarief is nog steeds niet bekend, waarschijnlijk ligt het tussen de 30 en 35 euro.

Bron: Claartje Vogel, ZiPconomy, 3 april 2023

Lees ook
SZW plannen hervorming arbeidsmarkt naar Tweede Kamer
ABU reactie op Kamerbrief Van Gennip: Meer meters nodig op zzp-dossier
Minister SZW: ‘inbedding’ als criterium beoordeling arbeidsrelatie

Redactie van Flexnieuws - interviews, artikelen, aankondigingen en persberichten.