Marcel Reijmers 17 september 2025 0 reacties Print Kostprijs 2026, tips & tricksVanaf 2026 wordt (bijna) alles anders in de CAO voor Uitzendkrachten door de komst van gelijk(waardig)e beloning. Dat betekent dat ter beschikking gestelde werknemers recht krijgen op een arbeidsvoorwaardenpakket dat dezelfde waarde moet hebben als de ‘eigen’ werknemers van de inlener. Dit komt dus in plaats van de huidige inlenersbeloning. Hoewel nog niet alles duidelijk is, lijkt het erop dat veel uitleners en inleners kiezen voor gelijk waar dat mogelijk is, en gelijkwaardig als dat niet kan. Dat geldt overigens in mindere mate voor detacheerders, als die een eigen beloningspakket hebben.De berekening van de kostprijzen voor 2026 zal op menig (hoofd)kantoor dus voor nóg meer stress zorgen dan andere jaren: de systematiek gaat volledig op zijn kop, er komen kostprijzen per CAO en/of per inlener en lang niet alle beloningselementen die onder de noemer gelijk(waardig) gaan vallen, zijn in geld te waarderen. Bovenop de extra beloningselementen waar de uitzendkrachten en gedetacheerden recht op krijgen, komen nog de nieuwe pensioenregeling van StiPP (van 8 naar 15,9% werkgeverspremie) en de wijzigingen in de premies voor de Sociale Zekerheid. De eerste vergelijkingen tussen de factoren die in 2025 van toepassing zullen zijn en factoren op basis van dezelfde premies – maar met het nieuwe beloningsmodel en het StiPP-pensioen – zijn inmiddels uitgevoerd. Met de kanttekening dat de precieze uitkomsten afhangen van de specifieke regeling, is er sprake van een herkenbaar patroon. In veel gevallen worden normale uren tussen de 3 en 6% duurder, stijgt de factor voor toeslagen met 8-18% en neemt die voor overwerk en vergoedingen toe met 3 tot 5%. Verdere toelichting op deze ontwikkelingen is later in dit artikel te vinden. Opbouw van de kostprijs De kostprijs bestaat uit verschillende onderdelen. Vanaf 2026 wordt de waarde hiervan bepaald door de regeling bij de inlener, meestal een CAO of aanvullende arbeidsvoorwaarden, en niet langer door de CAO voor Uitzendkrachten. De wijzigingen ten opzichte van voorgaande jaren zijn cursief weergegeven. De looncomponenten Brutoloon Reserveringen voor vakantiedagen, feestdagen en kortverzuim/bijzonder verlof zoals bij de opdrachtgever Een eventuele eindejaarsuitkering, bonus, 13e maand, winstdelingsregeling, etc., zoals bij de opdrachtgever Vakantiegeld inclusief de grondslag daarvoor, zoals bij de opdrachtgever Werkgeverscomponenten die volgen uit de CAO Aanvulling ziektewet van 70 naar 90% voor contracten in fase A (ABU) of fase 1+2 (NBBU) Pensioenpremie van StiPP Pensioencompensatie voor het verschil in pensioenpremie bij de werkgever en de premie van StiPP. Deze compensatie kan niet negatief zijn. Compensatie van de premie PAWW. PAWW blijft, maar de compensatie vervalt vanaf 2026, tenzij vanuit de CAO van de inlener wel gecompenseerd wordt. Afhankelijk van de contractvorm en/of fase: Premie sociaal fonds Scholing De 1,02% scholingsbijdrage vervalt. De werknemer krijgt recht op de regeling zoals die ook geldt voor eigen werknemers bij de opdrachtgever. Kosten voor leegloop en verzuim Werkgeverslasten Premie WAO/WIA Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) Premie zorgverzekeringswet Premie werkloosheidswet Kosten voor de transitievergoeding Opslag voor kosten van de eigen organisatie Welke kostprijzen zijn er? Er zijn twee ‘soorten’ kostprijzen: de voorcalculatorische of commerciële kostprijs(factor) en de nacalculatorische of ‘echte’ kostprijs(factor). Voorcalculatorische kostprijsfactor Dit is het getal waarmee het bruto uurloon wordt vermenigvuldigd om de kostprijs te berekenen. Daarbovenop komt de bureaumarge om het tarief voor de klant te bepalen. Vaak worden kostprijsfactor en marge gecombineerd tot één getal en dat wordt dan tarieffactor of omrekenfactor genoemd. Als over ‘de kostprijs’ wordt gesproken, wordt eigenlijk altijd deze variant bedoeld. Nacalculatorische kostprijs Waar in de voorcalculatorische kostprijs voor elke kandidaat hetzelfde uitgangspunt wordt gehanteerd, worden in de nacalculatorische kostprijs individuele situaties berekend. Tijdens de verloning wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de franchise voor de pensioenregeling en ET-regeling. Deze nacalculatorische kostprijs kan dus per individu en per verloning anders zijn. De exacte waarde wordt bepaald tijdens de verloning. De voorcalculatorische kostprijs wordt vaak berekend op basis van een aantal aannames en houdt veel minder rekening individuele effecten. Daarom is er na de verloning een (meestal positief) verschil tussen deze en de ‘echte’ kostprijs. Dat is de verborgen marge. Hoe hoog die zal zijn, is een strategische keuze. In de praktijk is het zo dat naarmate overheadkosten van de organisatie hoger zijn, ook de commerciële kostprijs hoger is. Welke elementen zijn al bekend? Looncomponenten De looncomponenten volgen uit de regeling (meestal een CAO) bij de opdrachtgever. Dat betekent dat die regeling, behalve voor de al bestaande inlenersbeloning, vanaf 2026 ook leidend is voor het aantal vakantiedagen, de officiële feestdagen en bijv. het percentage vakantiegeld. Ook de grondslag voor het vakantiegeld volgt uit die regeling. Dat betekent dat er ook altijd vakantiegeld betaald moet worden over onregelmatigheidstoeslag (ORT) (zoals ploegendienst) en overwerk (OV) tenzij dat in de CAO is uitgesloten. Dus als er geen CAO is, moet het altijd worden betaald! In de meeste CAO’s moet er wél vakantiegeld worden betaald over ORT, maar niet over OV. Hoe je de reserveringspercentages voor vakantiedagen, ADV en feestdagen berekent, is hier beschreven: Nieuwe cao, nieuwe regels: reserveringspercentages 2026 – Flexnieuws.nl Nieuw is dat vanaf 2026 niet alleen de vaste eindejaarsuitkeringen e.d. ook aan ingeleend personeel moeten worden betaald, maar ook de flexibele, net als winstdeling, bonussen en wat er verder nog meer aan arbeidsvoorwaarden bestaat voor het eigen personeel van de opdrachtgever. En om het helemaal ingewikkeld te maken, hebben de uitzendkrachten en gedetacheerden voortaan ook recht op alles wat bijvoorbeeld in cafetariaregelingen, mobiliteitsregelingen en dergelijken is vastgelegd. Meer achtergrondinformatie over de beloning vind je op Home | Wijzerbelonen Werkgeverscomponenten die volgen uit de CAO voor Uitzendkrachten De pensioenpremie is vastgesteld op 7,5% voor de werknemer en 15,9% voor de werkgever. De franchise en het maximum pensioengevend uurloon zijn nog niet vastgesteld. Voor de doorbetaling bij ziekte geldt vanaf 2026 dat het recht op doorbetaling volgt uit de regeling bij de inlener (wel of geen wachtdagen, percentage van het loon dat moet worden doorbetaald, etc.), maar dat de hoogte van het door te betalen loon volgt uit de CAO voor Uitzendkrachten. Dat geldt ook voor de feestdagen. Voor Kort Verzuim en Bijzonder Verlof gelden de aanspraken uit de regeling van de inlener, net als aanvullende afspraken die daarin zijn gemaakt over bijv. een aanvulling op het loon bij WAZO-verlof. We verwachten dat veel uitleners vasthouden aan de 0,6% waarmee al sinds jaar en dag wordt gerekend. De premie sociaal fonds is voor 2026 nog niet vastgesteld. Deze premie hoeft alleen tijdens fase A/1+2 te worden betaald. Ook in de nieuwe CAO is deze afdracht verplicht. Er is géén scholingsbijdrage van 1,02% meer vanaf 2026. De ingeleende werknemers krijgen recht op dezelfde of gelijkwaardige scholingsfaciliteiten als bij de opdrachtgever. Vraag is wel wie dat gaat betalen als er geen standaard percentage meer in de kostprijs is opgenomen. De inlener kan zelf vaak terecht bij zijn eigen Sociaal Fonds of Opleidingsinstituut, maar daar kunnen uitzendkrachten geen aanspraak op maken. Bureaus die van deze bijdrage de sociale begeleiding van de arbeidsmigranten betaalden, zullen hiervoor alternatieve financiering moeten gaan vinden in de vorm van hogere marge of doorbelasting. Uitzendkrachten blijven verplicht deelnemen aan PAWW, maar krijgen géén compensatie meer van die premie vanaf 2026, tenzij de CAO van de opdrachtgever een compensatie kent. Werkgeverslasten De voorlopige premies zijn door de Rijksoverheid op Prinsjesdag gepubliceerd. We hebben de voorlopige premies voor u verzameld. De premie Werkhervattingskas op ondernemingsniveau zal begin december door de Belastingdienst worden meegedeeld. Extra aandacht! Er zijn een paar punten waar je extra alert op moet zijn bij het bepalen van de kostprijs voor 2026. Voortaan zijn ook de reservering vakantiedagen bij contracten mét uitzendbeding in dagen en niet meer in geld. Ook verdwijnen de individuele reserveringen voor feestdagen en kort verzuim. Net als bij contracten zonder uitzendbeding geldt voortaan dat het loon moet worden doorbetaald in die situaties. Aangezien nu álle reserveringen in tijd zijn, in de nieuwe CAO Tijd voor Tijd is toegestaan en ook ADV veel vaker in tijd zal worden gereserveerd, worden de (verborgen) kosten van herwaardering bij een loonstijging steeds hoger: ze zijn opgebouwd met het lagere loon en moeten worden uitbetaald tegen het hogere loon. Het verschil is voor rekening van de uitlener. Bovenstaande geldt ook voor het vakantiegeld. Volgens de nieuwste inzichten, moet ook dat worden berekend op het moment van uitbetaling, d.w.z. als percentage van het op dat moment geldende loon. Ook dat kan leiden tot forse kosten voor herwaardering. De loonberekening bij verzuim volgt nog steeds uit de CAO voor Uitzendkrachten, maar het percentage loondoorbetaling en eventuele wachtdagen volgen uit de regeling van de inlener. Bij verzuim zal er daarom bijna altijd doorbetaling vanaf dag 1 tegen 100% van het loon moeten gaan plaatsvinden. Dat was 90% en een wachtdag. Als je die lagere kosten liet terugkomen in een lager verzuimpercentage in je kostprijsopbouw, dan moet je ook hier extra kritisch naar kijken in het vervolg. Kosten van de eigen organisatie Of en hoeveel je van deze kosten in de berekeningen wilt meenemen, is een strategische keuze. Wij zien steeds vaker dat deze kosten niet of nauwelijks worden meegenomen in de kostprijsberekening, omdat de inleners transparantie vragen op dit gebied en de door ons beschreven kostprijsberekening over de kosten van arbeid gaat. De berekeningen Om alvast een beeld te krijgen bij de kostprijs voor 2026, hebben wij een geavanceerde tool om je hierbij te helpen. Er is een ‘tussenversie’ beschikbaar die het effect van de gelijk(waardig)e beloning en de nieuwe pensioenregeling in kaart brengt vergeleken met de kostprijs zoals die tot nu toe gold. Begin december komt dan de definitieve tool voor 2026. Als je een van deze geavanceerde tools wilt bestellen, stuur ons dan een mailtje. De tarieven De meeste organisaties hebben in de Algemene Voorwaarden vastgelegd dat aanpassingen van de kostprijs en de lonen altijd worden doorberekend aan de inlener. Daarnaast moet je natuurlijk kritisch kijken naar het kostenniveau van je eigen organisatie. Periodieken en loonsverhogingen voor je eigen medewerkers, een huurverhoging, stijging van de leasekosten van het wagenpark, je wilt het eigenlijk allemaal doorbelasten aan uw inleners. In hoeverre dat haalbaar is, kun je alleen zelf bepalen. En daarom is het dus noodzakelijk snel inzicht te krijgen in de kosten voor 2026. Met dit artikel hopen wij je daarmee goed op weg te hebben geholpen! Hulp nodig? Je ziet dat er dus heel veel anders wordt in 2026. Heb je daar hulp bij nodig? Neem dan contact op met FlexKnowledge. Er is ook een uitgebreide tool beschikbaar waarmee je de kostprijsfactoren voor elke cao of regeling per fase snel bepaalt. Op hun website vind je wat we allemaal doen om in- en uitleners te helpen bij de implementatie van de nieuwe CAO. Eind november en begin december organiseert FlexKnowledge weer de jaarlijkse seminars en webinars over de Kostprijs en Andere Actualiteiten. Meer informatie en inschrijven op de website. Lees ook: Nieuwe cao, nieuwe regels: reserveringspercentages 2026 Premies 2026 Kostprijs 2025 tips & trick CAO voor Uitzendkrachten, premie Print Over de auteur Over Marcel Reijmers Marcel Reijmers is directeur van FlexKnowledge en adviseert en begeleidt intermediairs en inleners. Bekijk alle berichten van Marcel Reijmers