SLUIT MENU

De reikwijdte van de Wtta blijft breed, als het aan de minister ligt

Bij de behandeling van de Wtta in de Tweede Kamer zijn de kosten, inschrijving in de BRP en de reikwijdte nog belangrijke punten van zorg. De wet zelf lijkt onomstreden.

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta), dat een toelatingsstelsel regelt voor uitleners, regende het over en weer vriendelijke bedankjes. De minister dankte de kamer voor het mooie inhoudelijke debat en de Tweede Kamerleden de minister voor zijn harde werk aan een wet, waarvan “iedereen vindt dat hij er moet komen”, aldus Anne-Marijke Podt (D66).

Reikwijdte

Dat gezegd hebben, vielen er nog een paar plooien glad te strijken. De belangrijkste misschien wel: de reikwijdte. Daarover werden veel vragen gesteld. Onder het toelatingsstelsel vallen alle bedrijven die aan commerciële uitleen doen, ook bedrijven in sectoren waar misstanden nauwelijks spelen.

De brede reikwijdte vormde eerder aanleiding voor kritiek vanuit de flexbranche. ‘Een sleepwet’, schreef Headfirst Group in een reactie op de internetconsultatie. Voor veel bonafide ondernemingen heeft de wet grote gevolgen, zoals extra kosten, administratieve lasten en regeldruk.

Uitzonderingen

Bij de behandeling kwamen uit de kamer dan ook diverse verzoeken om een uitzondering te maken. Het gaat dan om SW-bedrijven, bedrijven die BBL-trajecten verzorgen, de beveiligingsbranche en de topsport.

André Flach (SGP) stelde voor het stelsel te beperken tot uitzendbureaus. “Bij de nog niet bestaande wet over het rechtsvermoeden rond zzp’ers kiezen we ook een uurtarief om een bepaalde groep af te bakenen. We weten ook dat hier de problematiek vooral zit bij arbeidsmigranten en niet zozeer bij de ingeleende of gedetacheerde IT-consultant. Waarom kan het daar wel en hier niet? We zadelen namelijk een heel aantal bedrijven onnodig op met deze nieuwe regeldruk.”

De minister vindt dat geen goed idee. Zijn voorganger, minister Van Gennip, heeft al onderzocht of je de reikwijdte kunt beperken tot alleen uitzendbureaus. “Het wordt dan te gemakkelijk om het stelsel te ontduiken, bijvoorbeeld door een uitzendbureau te combineren met een ander bedrijf, waardoor de discussie ontstaat of je nog wel een uitzendbureau bent. De handhaving wordt dan heel erg lastig.”

Van Hijum stelt bovendien dat de verplichtingen voor fatsoenlijke uitleners best te dragen zijn. “Het is goed als álle uitleners zich aan het normenkader gaan houden. Dat is een waarborg voor goed en fatsoenlijk omgaan met je personeel. De wet gaat vooral betekenis hebben voor al die bedrijven die het nu niet zo nauw nemen met de regels. Voor andere zal het certificaat betrekkelijk eenvoudig te halen zijn.” De minister ontraadt alle voorgestelde uitzonderingen en bepleit heel terughoudend om te gaan met uitzonderingen.

Duidelijker criteria

Van Hijum benadrukt dat het wetsvoorstel al ruimte biedt voor uitzonderingen. Het afwegingskader daarbij: als de belangen van de sector door de toelatingsplicht onevenredig worden geschaad in verhouding tot de doelen. Bij die belangenafweging worden alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking genomen. Een grond kan zijn dat de sector reeds passende waarborgen kent voor de arbeidsvoorwaarden of de rechtspositie van de ter beschikking gestelde arbeidskrachten. Dat geldt ook voor het aandeel van arbeidsmigranten dat in een sector werkzaam is en het aandeel van arbeidskrachten met een loon op of net boven het minimumloon.

Thierry Aartsen (VVD) betreurt dat om in aanmerking te komen voor een uitzondering je amendementen bij de wet moet indienen. Hij had liever een afwegingskader binnen de wet gezien. Ook Don Ceder (ChristenUnie) vraagt om een verduidelijking van de criteria in de wet.

Ontheffing

In een reactie op de behandeling op LinkedIn noemt de ABU sectorale uitzonderingen in de Wtta net als de minister onverstandig. “Binnen de wet is ruimte voor uitzonderingen, maar sectoren moeten daarvoor eerst de toets doorstaan. Het is niet passend om sectoren al bij voorbaat in de wet uit te zonderen.”

“Wat niet aan bod komt tijdens het debat”, vervolgt de ABU, “maar wel relevant is in deze discussie, is dat er al een uitzondering bestaat in de vorm van een ontheffing voor uitleners die in geringe mate uitlenen. ‘Gering’ is gedefinieerd als minder dan 10 procent van de jaarlijkse totale omzet, met een maximum van 5 miljoen euro. Daarmee is de brede reikwijdte van de wet al beperkt.”

BRP-registratie in normenkader

In het wetsvoorstel is voor uitleners een zorgplicht opgenomen over correcte registratie van arbeidskrachten in de Basisregistratie Personen (BRP). Deze zorgplicht bestaat uit een bevorderings- en vergewisplicht, plus de optie om zo nodig een meldplicht in te voeren.

Een aantal kamerleden wil de zorgplicht toevoegen aan het normenkader van het toelatingsstelsel. D66 heeft daartoe een motie ingediend.

De minister vindt het geen goed idee. “Het is voor de Arbeidsinspectie en voor gemeenten een lastig te controleren bepaling.” Daarmee zou ook de administratieve last rond de naleving van dat normenkader uitgebreid worden. En de uitzenders wil hij niet nog eens extra belasten. Wel gaat hij een aanwezigheidsmelding voor arbeidsmigranten onderzoeken. Dat wil hij eventueel uitbreiden met elementen van het Belgische systeem, waarbij je ook controleert of mensen zich daadwerkelijk inschrijven. “Maar de vraag is of je dat allemaal bij de uitzender moet neerleggen.”

Pas als de registratie in de BRP niet verbetert, wil Van Hijum gaan denken aan opname in het toelatingsstelsel. “Die mogelijkheid zit gewoon in de wet, daar hoef je in principe de wet niet voor te wijzigen.”

Kosten

Thierry Aartsen (VVD) plaatst vraagtekens bij de oplopende kosten van de toelatende dienst, waarvan de ondernemingen de rekening krijgen gepresenteerd. Hij is bang voor een ‘monstermoloch’ en wil een plafond voor de leges opnemen in de wet. “Waar we begonnen met een door de minister geschat bedrag van €500, is het inmiddels tot het vijfvoudige opgelopen. Daarmee betalen mensen die nu het SNA-certificaat hebben bijna een factor tien meer dan wat op dit moment wordt geschat.”

De kosten zijn met onzekerheid omgeven, geeft de minister toe. Toch vindt hij het geen goed idee om harde maximumbedragen in de wet op te nemen. Wel belooft hij elk jaar opnieuw transparantie in de opbouw van de kosten te geven. Hij wijst er ook op dat het de Kamer altijd vrij staat om, vanuit haar budgetrecht, door te vragen op die kosten en zo nodig een plafond aan te brengen.

G-rekening

In de Kamerbrief voorafgaand aan het debat ging de minister in op de wens om te komen tot een verplichte g-rekening voor alle uitzendbureaus. Verplichtstellen is een wens van het kabinet, maar op korte termijn niet haalbaar, stelt hij. De processen worden namelijk zowel bij de banken als bij de Belastingdienst grotendeels handmatig uitgevoerd. Het ministerie van Financiën heeft daarom een verkenner aangesteld die samen met de banken, het bedrijfsleven en de Belastingdienst onderzoekt of, onder welke voorwaarden en per wanneer verplichtstelling voor de g-rekening voor uitleners mogelijk zou kunnen zijn. De verkenner brengt hier tevens bij in kaart welke fiscale regelgeving eventueel moet worden gewijzigd om een aanpassing van het g-rekeningproces door het verplichtstellen van de g-rekening mogelijk te maken. Het is op dit moment de inschatting dat de verkenning in de tweede helft 2025 kan worden afgerond.

Een punt van aandacht is de positie van buitenlandse uitzendondernemingen. Zij kunnen niet of moeilijker een zakelijke rekening, met daaraan gekoppeld, een g-rekening openen. Voor banken geldt ten aanzien van zakelijke klanten geen acceptatieplicht. Als gevolg van de aan hen opgelegde poortwachtersfunctie zijn banken terughoudend om voor buitenlandse partijen die zij niet kennen een zakelijke betaalrekening te openen. Buitenlandse uitzendondernemingen kunnen daardoor niet of met veel moeite een g-rekening openen. Voor buitenlandse uitzendondernemingen die aantoonbaar geen g-rekening hebben kunnen krijgen wordt in de verkenning naar een oplossing gezocht die even solide is.

Discriminatie

Een amendement van DENK om discriminatie toe te voegen als weigerings-, schorsings- of intrekkingsgrond wordt ontraden door de ministerie. “Is deze wet, die zich specifiek richt op de uitzendbranche, wel de beste plek daarvoor?  Waarom zouden we daar niet een meer algemene aanpak voor kiezen, die eigenlijk voor alle bedrijven en organisaties geldt, in plaats van specifiek voor deze sector dit instrumentarium te hanteren? Het is een beetje buiten de reikwijdte van en de aanleiding voor de wet.”

Hersteltermijn

Van Aartsen kaart de herstelperiode aan die bedrijven krijgen als inspectie-instellingen fouten constateren. Hij is bang dat uitzenders in tijdnood komen als ze het rapport van de inspectie-instellingen pas laat onder ogen krijgen. “Moeten we niet regelen dat een inspectie-instelling minstens na – ik noem maar iets – 30 werkdagen dat rapport heeft opgeleverd aan de ondernemer omdat je anders in de knel komt met je herstelperiode?”  Van Hijum is bereid dat punt op te pakken. “Ik zou me kunnen voorstellen dat we dit punt nog even met de inspectie-instellingen opnemen om te kijken of we die waarborg kunnen toevoegen.”

Op dinsdag 8 april wordt de Wtta in stemming gebracht.

Lees ook:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *