Hendarin Mouselli 4 juli 2019 0 reacties Print Helpling: kantonrechter helpt een beetje meeHelpling: kantonrechter helpt een beetje mee Wederom een uitspraak over platformwerk,‘een nieuw fenomeen’. Dit keer is het de beurt aan Helpling, een schoonmaakplatform. Is de rechtsverhouding tussen Helpling en de schoonmaker; een arbeidsovereenkomst, of uitzendovereenkomst, of terbeschikkingstelling in de zin van de Waadi, of arbeidsbemiddeling op grond van de Waadi, een overeenkomst van opdracht? Hierover moest de kantonrechter zich buigen. Behalve punt 4, arbeidsbemiddeling, ving FNV op alle overige punten bot. Waarom is er sprake van arbeidsbemiddeling volgens de kantonrechter en wat zijn de gevolgen hiervan? Arbeidsbemiddeling Arbeidsbemiddeling is op grond van artikel 1 lid 1 sub b Waadi, ‘het behulpzaam zijn bij het zoeken naar arbeidskrachten of arbeidsgelegenheid, waarbij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht dan wel een aanstelling tot ambtenaar wordt beoogd’. Het bereik van het begrip ‘arbeidskracht’ in de zin van de Waadi is ruimer dan die van werknemer in de zin van artikel 7:610 BW (arbeidsovereenkomst). Tussen de schoonmaker en de klant komt een arbeidsovereenkomst tot stand die valt onder de Regeling Dienstverlening aan huis. Dit is een arbeidsovereenkomst met beperkte rechten voor de werknemer. Er geldt wel een recht op het minimumloon, maar niet op de gebruikelijke voorzieningen bij ziekte, pensioen, vakantietoeslag en doorbetaling van loon tijdens vakantie. Helpling heeft met zijn platform een actieve rol bij de bemiddeling en de totstandkoming van die arbeidsovereenkomst. Helpling stelt regels vast met betrekking tot het accepteren, wijzigen of weigeren van een opdracht. Dat geldt ook voor de consequenties van een (te late) wijziging of annulering. Het platform bemoeit zich voorts actief met de beoordeling van de schoonmakers en de afhandeling van klachten. Het heeft de mogelijkheid een account van een schoonmaker te pauzeren of te blokkeren. Hiermee voorkomt het dat nieuwe arbeidsovereenkomsten (tussen de schoonmaker en de klant) worden aangegaan. De schoonmaker kan weliswaar zelf zijn prijs bepalen, maar dat neemt niet weg dat Helpling bemoeienis heeft met de tussen de schoonmaker en de klant te maken afspraken. De kantonrechter oordeelt dat Helpling door middel van het platform een actieve rol speelt bij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst tussen de schoonmaker en de klant. Helpling valt onder het bereik van arbeidsbemiddeling ex artikel 1 lid 1 sub b Waadi. Helpling kan niet worden gezien als louter een prikbord, nu het niet uitsluitend de gegevens van werkzoekenden of arbeidsplaatsen openbaar maakt. Gevolgen van arbeidsbemiddeling Wanneer sprake is van arbeidsbemiddeling bepaalt artikel 3 lid 1 Waadi dat geen tegenprestatie van de werkzoekende mag worden gevraagd voor de bemiddeling. Helpling vraagt een vergoeding aan de schoonmaker voor het gebruik van de website, het platform, waardoor Helpling artikel 3 lid 1 Waadi volgens de kantonrechter overtreedt. Helpling mag geen vergoeding aan de schoonmaker vragen en dient dus de werkwijze aan te passen. Helpling wordt echter niet verplicht om het bedrag dat het in rekening heeft gebracht aan de schoonmaker met terugwerkende kracht terug te betalen. Hierbij weegt de kantonrechter mee dat sprake is van een ‘nieuw fenomeen’, waarvan niet eerder in rechte is uitgemaakt dat Helpling of een vergelijkbaar platform als arbeidsbemiddelaar wordt of kan worden gezien. Daarom is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Helpling de vergoeding zou moeten terug betalen. Als Helpling dat bedrag wel zou moeten terugbetalen, zou dit tot gevolg hebben dat Helpling feitelijk geen enkele vergoeding ontvangt voor de door haar verleende diensten. De uitspraak betekent dat er voor Helpling werk aan de winkel is. Het platform dient zijn werkwijze, systeem en informatievoorziening aan te passen. Daarbij geeft de kantonrechter Helpling een helpende hand. Het kan de vergoeding in het vervolg bij de klant in rekening brengen in plaats van bij de schoonmaker. Daarmee zou Helpling niet meer in strijd handelen met de Waadi. Commentaar Het is interessant om te lezen dat de kantonrechter zich realiseert dat niemand vooruitgang kan tegenhouden, maar tegelijkertijd ook beseft dat je kan meehelpen beslissen wat vooruitgang is en wat niet. Een paar aanpassingen in de dienstverlening en lang leven het ‘nieuw fenomeen’. Althans in dit geval vooralsnog. Een interessant punt uit deze zaak waar weinig aandacht voor is, betreft naar mijn mening de ontvankelijkheid van FNV op grond van een zogenoemde collectieve actie ex artikel 3:305a BW. De rechter mag niet ambtshalve FNV niet-ontvankelijk verklaren. Helpling had zich erop moeten beroepen. Als je de uitspraak leest, dan is dit voor Helpling kennelijk geen aandachtspunt geweest. Toch is dit wel een interessant punt. Om ontvankelijk te worden verklaard op grond van artikel 3:305a BW, dient FNV aan een aantal voorwaarden te voldoen: het moet gaan om een stichting of een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid; met een toereikende statutaire doelomschrijving; de belangen waarvoor FNV opkomt, moeten gelijksoortig zijn en zich zodoende voor bundeling lenen, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden wordt bevorderd; FNV dient in de gegeven omstandigheden voldoende getracht te hebben het gevorderde door het voeren van overleg met de gedaagde partij te bereiken; en de belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld, moeten voldoende zijn gewaarborgd, waaronder tevens wordt begrepen dat FNV voldoende belang moet hebben bij de rechtsvordering. De vraag is of FNV representatief genoeg is, voor zoals de kantonrechter terecht ook oordeelt ‘een nieuw fenomeen’, en of sprake is van voldoende belang om een vordering in te stellen op grond van artikel 3:305a BW. Zo nu en dan worden er discussies gevoerd over zo’n collectieve actie. Meer in het bijzonder of een zogenoemde ‘305a-organisatie’ opkomt voor gelijksoortige belangen die zich voor bundeling lenen, waarmee een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden is gediend. We weten inmiddels bij Deliveroo dat na de laatste uitspraak, riders zich niet echt geroepen voelden om als ‘werknemer’ door het leven te gaan: ‘Als ik in dienst moet, stop ik ermee’ kopte de Volkskrant. Met dit in ons achterhoofd vraag ik mij af of de belangen van de belanghebbenden bij dit ‘nieuw fenomeen’ voldoende zijn gewaarborgd. Het is op zichzelf niet vereist dat alle belanghebbenden onderdeel van de achterban van FNV moeten zijn of deze moeten steunen. Wat ik mij echter afvraag is of FNV een achterban van direct belanghebbenden voor dit ‘nieuwe fenomeen’ heeft en hoe groot dit is. Pas als wordt betwist dat de belangen voldoende zijn gewaarborgd, zal de rechter dit onderzoeken. De rechter mag dit niet op eigen initiatief invullen. De rechter zal dan onder meer toetsen aan het representativiteitsvereiste. Ik heb vooralsnog geen gegevens gezien (in de uitspraak), waaruit blijkt dat FNV representatief is voor de (direct) belanghebbenden bij dit ‘nieuw fenomeen’. Gezegd zou kunnen worden dat ze in ieder geval één belanghebbende hebben, de schoonmaker die betrokken is bij deze procedure. Is dat echter voldoende voor een collectieve actie? Wat betekent dit voor andere schoonmakers? Het gaat er toch om te luisteren naar wat de werkenden echt willen, in plaats van voor hen te bepalen wat zij goed of slecht vinden. Als een werkende zoals bij Deliveroo uiteindelijk zegt ‘Als ik werknemer word, stop ik ermee’, dan is het doel niet bereikt. Hendarin Mouselli, VRF Advocaten Zie ook Helpling is geen uitzendorganisatie volgens rechter Arbeidsrecht en platformwerk sluiten niet op elkaar aan Platformwerk – arbeidsovereenkomst botst met zelfregulering? FNV, Helpling, Hendarin Mouselli, kantonrechter, platform, Schoonmaak Print Over de auteur Over Hendarin Mouselli Hendarin Mouselli is advocaat arbeidsrecht en medeoprichter van VRF Advocaten. Bekijk alle berichten van Hendarin Mouselli
25-07-2024Temper- en Helpling-zaak tonen aan: onzelfstandige arbeid hoort thuis in een arbeidsovereenkomst