Hendarin Mouselli 3 juli 2018 0 reacties Print Reiskostenvergoeding ABU-cao versus inleners-caoRegeling reiskostenvergoeding uit de ABU-cao en inleners cao, soms net twee botsende auto’s Iedere uitzendkracht heeft conform de inlenersbeloning uit de ABU-cao recht op de rechtens geldende beloning van de werknemer in dienst van de inlener, werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functie als de uitzendkracht. Een van die arbeidsvoorwaarden is de zogenoemde reiskostenvergoeding. Een reiskostenvergoeding betreft een kostenvergoeding voor reizen woon-werkverkeer. In de praktijk bestaat vaak onduidelijkheid over wanneer de uitzendkracht recht heeft op een reiskostenvergoeding. In de eerste plaats omdat de uitzendonderneming veelal afhankelijk is van de correcte informatieverstrekking van de inlener. In de tweede plaats omdat sommige inleners-cao’s een reiskostenvergoeding kennen (niet altijd heel duidelijk) en andere weer niet. In de derde plaats komt het ook wel eens voor dat de inleners-cao geen reiskostenvergoeding kent, maar de inlener nog wel een interne regeling kent waarin een reiskostenvergoeding is opgenomen. Tot slot als de inlener een reiskostenvergoeding kent, komt het ook wel eens voor dat die niet goed aansluit op hetgeen in de ABU-cao is bepaald. In een uitspraak van de kantonrechter te Dordrecht was dat aan de orde. Recht op een reiskostenvergoeding op grond van de ABU-cao De uitzendkracht heeft op grond van de ABU-cao recht op een reiskostenvergoeding, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. de werknemer in dienst van de inlener is werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functie en heeft recht op een reiskostenvergoeding (artikel 1 onder j en 20 lid 2 ABU-cao) en de uitzendkracht voldoet aan de voorwaarden van zo’n reiskostenvergoeding; en 2. indien de uitzendonderneming deze kan uitbetalen vrij van loonheffingen en premies. Reiskostenvergoeding bij arbeidsmigranten Voor arbeidsmigranten, oftewel de uitzendkracht die niet permanent in Nederland woonachtig is, gelden nog aanvullende regels (artikel 67 lid 5 ABU-cao). Afhankelijk van waar de uitzendkracht gebruik van maakt, heeft de uitzendkracht al dan niet recht op een reiskostenvergoeding. a. Er is een reiskostenvergoeding bij de inlener en de uitzendkracht maakt gebruik van eigen vervoer: In dit geval heeft de uitzendkracht recht op een reiskostenvergoeding, indien hij voldoet aan de voorwaarden zoals hiervoor uiteengezet. b. Er is geen reiskostenvergoeding bij de inlener en de uitzendkracht maakt gebruik van de door de uitzendonderneming georganiseerd vervoer: Indien de uitzendkracht gebruikmaakt van het vervoer dat door de uitzendonderneming is georganiseerd, kan een redelijke eigen bijdrage voor het vervoer overeengekomen worden tussen de uitzendonderneming en de uitzendkracht, indien er geen sprake is van een reiskostenvergoeding. c. Er is een reiskostenvergoeding bij de inlener en de uitzendkracht maakt gebruik van het vervoer dat door de uitzendonderneming is georganiseerd: Als de uitzendkracht gebruikmaakt van het door de uitzendonderneming georganiseerd vervoer terwijl er een reiskostenvergoeding geldt bij de inlener, is het georganiseerd vervoer gratis. Uitspraak kantonrechter Dordrecht 20 april 2017 De kantonrechter te Dordrecht heeft bij tussenvonnis op 20 april 2017 uitspraak gedaan over reiskostenvergoeding in de Cao Glastuinbouw. Tot 1 juli 2015 was in artikel 20 lid 2 en 4 Cao Glastuinbouw bepaald: “2. De werknemer ontvangt een reiskostenvergoeding voor de afstand boven de 10 km van zijn woning tot de plaats van aanvang van de werkzaamheden volgens de volgende tabel. De vergoeding geldt per gewerkte dag. (…) 4. De werknemer maakt geen aanspraak op de vergoeding woon-werk wanneer de werkgever voor zijn rekening voor bedrijfsvervoer zorgt.” De kantonrechter oordeelde dat deze bepaling geen ruimte biedt voor de uitzendonderneming om geen reiskostenvergoeding aan werknemers te betalen en tegelijkertijd van uitzendkrachten een vergoeding te vragen voor het door werkgever geregelde vervoer. De Cao Glastuinbouw spreekt immers over bedrijfsvervoer “voor rekening van de werkgever”. Tekst noch strekking van de Cao Glastuinbouw geeft volgens de kantonrechter aanleiding om aan te nemen dat daarmee is bedoeld dat de uitzendonderneming de kosten van het vervoer grotendeels voor zijn rekening dient te nemen. Daaraan voegt de kantonrechter toe dat de uitzendonderneming weliswaar in strijd met de Cao Glastuinbouw een vergoeding heeft gerekend voor het door haar geregelde vervoer, maar dit betekende echter niet dat zij daarom nu de in de Cao Glastuinbouw genoemde reiskostenvergoeding verschuldigd is. Dat zou er immers toe leiden dat de uitzendkrachten een volledige reiskostenvergoeding krijgen, terwijl zij gebruik hebben kunnen maken van grotendeels door de uitzendonderneming betaald vervoer. De uitzendonderneming werd daarom veroordeeld om de kosten die zij voor vervoer bij de uitzendkracht in rekening had gebracht terug te betalen aan de uitzendkracht. Kritische noot bij deze uitspraak Blijkens de inleners-cao (Cao Glastuinbouw) bestond in beginsel geen recht op een reiskostenvergoeding, indien de werkgever voor zijn rekening bedrijfsvervoer verzorgt. In het licht van artikel 67 lid 5 onder b ABU-cao zou geconcludeerd kunnen worden dat geen recht op een reiskostenvergoeding bestaat, indien de uitzendonderneming voor zijn rekening bedrijfsvervoer regelt. Feit blijft echter dat in het licht van de ABU-cao de uitzendonderneming in dat geval wel een eigen bijdrage zou mogen vragen aan de uitzendkracht. De uitspraak van de kantonrechter strookt naar mijn mening niet geheel met hetgeen cao-partijen zijn overeengekomen in de ABU-cao. Dit betekent dat de uitzendonderneming wel gerechtigd was om een eigen bijdrage in rekening te brengen bij de uitzendkracht voor het door de uitzendonderneming georganiseerd vervoer, een en ander op grond van de ABU-cao. Ervan uitgaande dat er in beginsel geen reiskostenvergoeding geldt op grond van de inleners-cao. Daar valt naar mijn mening wat voor te zeggen, indien de bepaling uit de Cao Glastuinbouw wordt gelezen. Bovendien valt voor deze conclusie juist wat te zeggen, omdat in de nieuwe Cao Glastuinbouw (thans artikel 36 lid 3) de volgende zin expliciet is toegevoegd en tot die tijd dit er niet in stond: “De werkgever brengt voor dit vervoer geen kosten bij de werknemer in rekening”. Pas toen is expliciet bepaald dat er geen kosten voor het georganiseerd vervoer bij de werknemer in rekening mochten worden gebracht. Het blijft lastig om altijd een correcte reiskostenvergoeding toe te passen. Niet alleen omdat beschikbare informatie nog wel eens schaars is, maar bovenal doordat de inleners-cao’s en de ABU-cao niet altijd goed op elkaar zijn afgestemd. De voornoemde uitspraak is daar een goed voorbeeld van. De uitzendkracht dient correct beloond te worden, echter is het net zo belangrijk dat de uitzendonderneming en de inlener weten waar ze aan toe zijn. Hendarin Mouselli, VRF Advocaten ABU CAO, inlenersbeloning, jurisprudentie, reiskostenvergoeding, uitzendkracht Print Over de auteur Over Hendarin Mouselli Hendarin Mouselli is advocaat arbeidsrecht en medeoprichter van VRF Advocaten. Bekijk alle berichten van Hendarin Mouselli