Marcel Reijmers 16 september 2025 8 reacties Print Nieuwe cao, nieuwe regels: reserveringspercentages 2026Vanaf 2026 verandert de Cao voor Uitzendkrachten ingrijpend. Er zijn geen vaste reserveringspercentages meer, want deze worden bepaald door de regeling van de inlener. Marcel Reijmers van FlexKnowledge zet de verschillende reserveringspercentages voor 2026 op een rij.Vanaf 2026 wordt (bijna) alles anders in de Cao voor Uitzendkrachten door de komst van gelijkwaardige beloning. Dat betekent dat ter beschikking gestelde werknemers recht krijgen op een arbeidsvoorwaardenpakket dat dezelfde waarde moet hebben als ‘eigen’ werknemers van de inlener. Hoewel de precieze invulling nog onderwerp van gesprek is, lijkt het er nu op dat veel uitleners en inleners kiezen voor gelijkheid waar dat mogelijk is en gelijkwaardigheid waar dat noodzakelijk is. Dit betekent dat er geen vaste reserveringspercentages meer zijn; deze worden bepaald door de regeling van de opdrachtgever. Die regeling is vaak een cao, maar kan ook een eigen arbeidsvoorwaardenregeling zijn of een combinatie daarvan. In een aantal gevallen geldt er ook een wettelijk minimum, denk aan 20 vakantiedagen en 8 procent vakantiegeld. Systematiek van werkbare dagen Naast de al jaren gebruikelijke systematiek op basis van netto werkbare dagen is er nu ook een andere methode in de cao opgenomen, die altijd uitgaat van bruto 260 werkbare dagen, ongeacht of er op die dag nu gewerkt wordt of niet. Het praktische effect daarvan is dat er over vakantiedagen, feestdagen en ADV dagen worden opgebouwd als ze worden genoten. Wij hebben de indruk dat in ieder geval in 2026 de gebruikelijke methode van netto werkbare dagen nog het meest zal worden toegepast, al was het alleen maar omdat die gevoelsmatig meer houvast geeft dan de nieuwe regeling en er toch al zoveel verandert. Dat is dan ook het uitgangspunt voor dit artikel. Voor alle ter beschikking gestelde werknemers De nieuwe regels gelden niet alleen voor uitzendkrachten, maar ook voor gedetacheerden en payrollwerknemers. Al deze groepen hebben vanaf 2026 recht op gelijke (payrollwerknemers), dan wel gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden (uitzendkrachten en gedetacheerden). Vooral voor detacheerders betekent dit meer vrijheid om eigen arbeidsvoorwaardenpakketten samen te stellen en te compenseren, zonder dat ieder element exact hoeft overeen te komen met de inlenersbeloning. Bruto en netto werkbare dagen 2026 is geen schrikkeljaar, dus het uitgangspunt is dus 365 min 104 weekenddagen = 261 bruto werkbare dagen. Het aantal netto werkbare dagen in 2026 is 261 min het aantal vakantiedagen uit de regeling van de inlener min het aantal officiële feestdagen min het aantal ADV / ATV / roostervrije dagen. De regeling bij de inlener is steeds leidend voor het aantal. Een paar voorbeelden: 20 vakantiedagen, 6 doordeweekse feestdagen en geen ADV: 261-20-6=235 netto werkbare dagen 25 vakantiedagen, 6 doordeweekse feestdagen en geen ADV: 261-25-6=230 netto werkbare dagen 28 vakantiedagen, 9 feestdagen (incl. 3 dagen in het weekend) en 10 dagen ADV: 261-28-9-10=214 netto werkbare dagen Vakantiedagen Vakantiedagen zijn vanaf 2026 onderdeel van de beloning van uitzendkrachten. Er is geen bodem afgesproken in de cao, dus wat de inlener in zijn regeling heeft staan, geldt ook voor de uitzendkrachten. Uiteraard wel met de wettelijke ondergrens van 20 dagen. De reserveringspercentages worden dan als volgt berekend: het aantal vakantiedagen gedeeld door het netto aantal werkbare dagen. In de drie voorbeelden hierboven wordt het percentage voor de vakantiedagreservering dus: 20/235 = 8,51% 25/230 =10,87% 28/214 = 13,08% Als de reservering wordt gesplitst in wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen, gelden de volgende percentages: 20 wettelijke vakantiedagen 20/235 = 8,51% Percentages wettelijk/bovenwettelijk uit de voorbeelden 0/235 = 0% 20/230 = 8,70% en 5/230 = 2,17% 20/214 = 9,34% en 8/214 = 3,74% Bij splitsing met 5 dagen bovenwettelijk is het totaal 10,93%, waar 25 dagen als één geheel 10,92% is. Dit komt door toegestane afrondingsverschillen. Feestdagen Er zijn in 2026 6 feestdagen die op een doordeweekse dag vallen. Er zijn er drie die in het weekend vallen (1e Paasdag, 1e Pinksterdag en 2e Kerstdag). Of die moeten worden doorbetaald als er normaal gesproken op die dag wordt gewerkt, hangt af van de regeling bij de opdrachtgever. Je ziet dat meestal direct: 1e Paasdag en 1e Pinksterdag worden dan genoemd bij de officiële feestdagen. Die twee zijn altijd op een zondag, dus als ze worden genoemd, moeten ze blijkbaar worden doorbetaald. De reserveringspercentages worden dan als volgt berekend: het aantal feestdagen gedeeld door het netto aantal werkbare dagen. In de drie voorbeelden hierboven wordt het percentage voor de feestdagreservering dus: 6/235 = 2,55% 6/230 = 2,61% 9/214 = 4,21% ADV/ATV/Roostervrij Dit is altijd een heel lastig uit te leggen en te berekenen onderdeel voor uitzendkrachten. Kern is dat een reguliere werknemer ADV in dagen opbouwt en op die dagen zijn normale salaris krijgt doorbetaald. Dus ook het bijbehorende vakantiegeld. Uitleners mochten kiezen of ze ADV in geld of in tijd betaalden en zij kozen meestal voor geld. Via een ingewikkelde redenering mocht dat dan als bruto vergoeding worden uitbetaald. Tot en met 2019 zónder opbouw vakantiedagen en sinds 2020 mét opbouw vakantiedagen. Vakantiegeld hoefde er echter nooit over betaald te worden. Vanaf 2026 moet dat wel. Vandaar dat in kostprijsberekeningen bijna altijd wordt uitgegaan van ADV in tijd, want dan is de opbouw van vakantiegeld en vakantiedagen gegarandeerd. De reserveringspercentages worden dan als volgt berekend: het aantal ADV-dagen gedeeld door het netto aantal werkbare dagen. In de drie voorbeelden hierboven wordt het percentage voor de ADV-dagreservering dus: 0/235 = 0% 0/230 = 0% 10/214 = 4,67% Kort verzuim/bijzonder verlof Ook hiervoor is geen vast percentage (meer). Het recht op kort verzuim, bijzonder verlof en recht op bovenwettelijke doorbetaling bij diverse soorten Zorg- en WAZO-verlof volgt net als de rest van de arbeidsvoorwaarden uit de regeling zoals die bij de inlener geldt. De 0,6 procent die al die jaren in de Cao voor Uitzendkrachten heeft gestaan, kwam overeen met ongeveer 1,5 werkdag per jaar. Wij denken dat veel uitleners dit als uitgangspunt zullen blijven gebruiken. Extra kosten worden mogelijk doorbelast als zij zich voordoen, omdat die moeilijk vooraf in te schatten zijn. Vakantiebijslag Ook hiervoor geldt dat de regeling bij de inlener leidend is. Meestal zal het 8 procent zijn, maar er zijn cao’s waar het percentage hoger is. Nieuw is dat niet alleen het percentage, maar ook de grondslag voor het vakantiegeld moet worden overgenomen. Wettelijk is bepaald, dat er vakantiegeld moet worden betaald over ál het loon, tenzij er in de cao iets anders is afgesproken. In veel cao’s is vastgelegd dat er vakantiegeld over onregelmatigheidstoeslagen, ploegendiensten, etc. moet worden betaald. Dat hoeft veel minder vaak over overwerk. Voor bedrijven die géén cao hebben, geldt dus dat er altijd vakantiegeld moet worden betaald over onregelmatigheid en overuren. Duidelijk is dat dit een forse impact heeft op de kostprijs. Tot nu toe was het reserveren van vakantiegeld over toeslagen en overwerk namelijk uitgesloten in de Cao voor Uitzendkrachten. Vanaf 2026 dus niet meer. Lees ook: Reserveringen 2025 Je ziet dat er dus veel verandert in 2026. Heb je daar hulp bij nodig? Neem dan contact op met FlexKnowledge. Op onze website vind je wat we allemaal doen om in- en uitleners te helpen bij de implementatie van de nieuwe cao. ABU, CAO voor Uitzendkrachten, feestdagen, NBBU, reserveringen 2025, vakantiedagen Print Over de auteur Over Marcel Reijmers Marcel Reijmers is directeur van FlexKnowledge en adviseert en begeleidt intermediairs en inleners. Bekijk alle berichten van Marcel Reijmers
In ‘voorbeeld 3’ matchen het aantal netto werkbare dagen niet met de berekening van de ADV-dagreservering. In het voorbeeld waarbij de netto werkbare dagen wordt berekend bij voorbeeld drie, wordt gerekend met 10 ADV dagen. Bij de berekening van de ADV dagen bij voorbeeld 3 verderop in de tekst wordt gerekend met 13 dagen. Maar deze kloppen niet met elkaar. Óf het zijn minder werkbare dagen (bij 13 ADV-dagen) óf het aantal ADV dagen is 10 en dan is het percentage anders. Of maak ik een denkfout?
Beste Lizzy, Je hebt geen denkfout gemaakt, maar er was een fout gemaakt bij het overnemen van de oorspronkelijke gegevens. Dat is rechtgezet.
Ziekteverzuim, bij een klant van ons hebben ze een vergoeding bij ziekte van 70% van het loon, wat moeten wij dan aanhouden?
Beste Ray, Dat maakt voor de reserveringen niet uit. Het aantal (ziekte)dagen verandert er niet door. Hooguit de kosten die je hebt aan het verzuim.
Ik begrijp deze berekening niet: 28 vakantiedagen, 9 feestdagen (incl. 3 dagen in het weekend) en 10 dagen ADV: 261-28-9-10=214 netto werkbare dagen. A Als er 3 feestdagen in een weekend vallen dan kan er toch niet gerekend worden met 261 werkbare dagen, die zijn berekend o.b.v. alle dagen in het jaar minus de weekenden?
Beste P.M., Er wordt uitgegaan van 261 werkbare dagen per jaar. Die worden berekend zoals je aangeeft. Dat aantal dagen geldt ook voor bedrijven waar volcontinu wordt gewerkt, maar de verdeling over de week kan daar anders zijn. Maar ook die werknemers hebben op jaarbasis een 5-daagse werkweek. Als ze binnen hun schema structureel in het weekend werken en dan toch vrij zijn wegens de feestdag, hebben ze recht op doorbetaling. Dus in theorie kunnen ze dan 9 doorbetaalde feestdagen hebben binnen 261 werkbare dagen. Maar ik ben het direct met je eens, dat de aard van het werk er waarschijnlijk voor zorgt dat ze vaak juist moeten werken op de feestdag. Er is dan geen sprake van doorbetaling van een feestdag, maar loon + (forse) toeslag. Er kán dus sprake zijn van 9 doorbetaalde feestdagen, maar de vraag is wel of die dan alle 9 in de kostprijsberekening terecht moeten komen. Ik hoop dat het zo duidelijker is.
Beste Marcel, Bedankt voor je toelichting. Het is alleen ook zo dat wanneer er dus niet standaard van maandag t/m vrijdag gewerkt wordt er vaak sprake is van ploegendiensten. Dus bijna geen enkele week is structueel gelijk. Je weet dan nooit van te voren of er überhaupt op een feestdag gewerkt gaat worden of dat ze vrij zullen zijn. In de kostprijs zou je dan eigenlijk van het meest negatieve scenario moeten uitgaan, dus dat ze elke feestdag vrij zijn en doorbetaald moeten worden. Maar uiteraard kan dit bij iemand die een ander rooster heeft totaal anders uitpakken. Of je moet per opgenomen feestdag de volgende berekening moeten maken FD/(261-VD-FD-ADV). (uitgaande van jouw voorbeeld: 28 vakantiedagen, 9 feestdagen (incl. 3 dagen in het weekend) en 10 dagen ADV: 261-28-9-10=214 netto werkbare dagen) 1 FD = 1/(261-28-1-10) 2 FD = 2/261-28-2-10) 3 FD = 3/261-28-3-10) etc. etc t/m 9 FD en daarna van al deze percentages het gemiddelde moeten nemen. Heel omslachtig allemaal, maar volgens mij is dat dan wel de meest accurate manier. Of zie ik het niet goed?
Beste P.M., Ik denk dat je het goed ziet. Wat we hier beschrijven is de onderliggende gedachte. Met hoeveel feestdagen je rekent in een kostprijs, is natuurlijk een commerciële inschatting. Als jouw ervaring is dat je maar 3 van de 9 feestdagen daadwerkelijk hoeft door te betalen, omdat er wegens de feestdag niet gewerkt wordt, dan kun je dat op die manier in de kostprijs opnemen. In grote tenders doet de inkoopadviseur dat vaak al voor je… Maar als de werkelijkheid dan anders uitvalt, loop je een risico. Maar ik ben het met je eens dat de kans dat je in een volcontinu-bedrijf 9 dagen bij alle flexkrachten moet doorbetalen, erg klein is. Tenzij het bedrijf juist wel dichtgaat rondom een cluster van feestdagen, bijv. vanwege onderhoud aan het machinepark. Het is dus maatwerk.
19-11-2025Sector bundelt krachten: vernieuwd landelijk SNA-keurmerk moet vertrouwen terugbrengen in de zzp-mar...