"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

De vakbonden FNV, CNV en De Unie slaan wild om zich heen

De vakbonden FNV, CNV en De Unie hebben zichzelf buitenspel gezet en komen nu met onjuiste argumenten in een poging de nieuwe uitzend cao te blokkeren, zo stelt Henk Geurtsen in zijn opinieartikel.

Het trio van de FNV, CNV en De Unie hebben zichzelf buitenspel gezet en zijn boos op de ABU, NBBU en vooral op de vakbond LBV, die wel bereid is geweest om een CAO voor Uitzendkrachten af te sluiten. En dat terwijl die cao zorgt voor een volledig gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket voor uitzendkrachten ten opzichte van de interne medewerkers bij de opdrachtgevers.

Ondemocratische LBV (in de ogen van de FNV)

De FNV vond het nodig om een rechtszaak aan te spannen tegen de LBV, waarbij de FNV diverse punten aanhaalde in een poging om de LBV als onbevoegd te betitelen voor het afsluiten van de nieuwe CAO voor Uitzendkrachten. De kantonrechter heeft de FNV op 15 april 2025 volledig in het ongelijk gesteld. Een van de door de FNV aangevoerde punten is bijna lachwekkend: “De organisatie van de LBV zou onvoldoende democratisch zijn georganiseerd.” Met de puinhoop binnen de FNV en de benoeming van Lodewijk Asscher om orde op zaken te stellen, is het spreekwoord “de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet” van toepassing op de FNV.

Sommatie naar minister Van Hijum

Op 18 juni 2025 hebben de FNV, CNV en De Unie een gezamenlijke brief gestuurd naar minister van Hijum (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), waarin ze de minister sommeren om de kennisgeving van ontvangst met betrekking tot de nieuwe cao in te trekken.

Een van de argumenten die in de brief is genoemd heeft betrekking op het loslaten van de huidige gegarandeerde arbeidsvoorwaarden, zoals de 25 vakantiedagen en de 8,33% vakantiebijslag: “Voor uitzendkrachten die werkzaam zijn bij opdrachtgevers zonder cao en die werkzaam zijn op basis van minimum arbeidsvoorwaarden, is de CAO Uitzendkrachten 2026-2029 ook ‘een kaalslag’: alle cao-eigen regelingen, o.a. 25 vakantiedagen, 8,33% vakantiebijslag, doorbetaling op feestdagen en een aanvulling bij ziekte, die betere arbeidsvoorwaarden (vanuit het minimum van de uitzendcao) garanderen zijn geschrapt.”

Dat argument van de bonden, daar vind ik heel duidelijk iets van. Gelijkwaardig is gelijkwaardig. Je moet dan niet lopen zeuren dat er alleen positieve dingen mogen worden toegevoegd en dat bestaande veelal positieve afwijkingen niet mogen verdwijnen. Als je dat doet is er geen sprake van gelijkwaardigheid, maar van “bovengelijkwaardigheid”. Dat is een raar woord voor een rare eis van deze drie bonden.

Dat er nu zelfs stakingen beginnen te ontstaan geeft wel aan dat naar mijn mening de informatieverstrekking door de bonden (uitgezonderd de LBV) gekleurd dan wel onvolledig is.

Waardering arbeidsvoorwaardenpakket

De FNV, CNV en De Unie zijn daarnaast van mening dat er rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid ontstaat bij de uitzendkrachten omdat niet alles gedetailleerd is vastgelegd in de cao-tekst: “In de cao voor Uitzendkrachten is echter niet vastgelegd welke waarde een arbeidsvoorwaarde heeft, hoe die wordt berekend en bepaald en hoe de verschillende arbeidsvoorwaarden vergeleken en gecompenseerd (dienen te) worden om tot een totaal gelijkwaardig pakket te komen.”

Die onzekerheid en ongelijkheid, die zie ik in het geheel niet. In de cao-tekst is opgenomen dat bij iedere terbeschikkingstelling de uitzendkracht een bevestiging ontvangt van de van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden en op verzoek van de uitzendkracht moet de uitzendorganisatie de van de opdrachtgever ontvangen informatie over het in die organisatie van toepassing zijnde arbeidsvoorwaardenpakket verstrekken. Ook moet de uitzendorganisatie een toelichting verstrekken van de manier waarop de gelijkwaardigheid is vormgegeven.

Als de bonden bedoelen dat uitzendkrachten nu nog niet weten hoe de exacte getallen zullen zijn vanaf 1 januari 2026, dan hebben ze op zich gelijk, maar het duurt nog een half jaar voordat het zover is. En zelfs al zou je nu al de berekeningen weten, dan is het nog steeds een schijnduidelijkheid, want wat gaan de minimumlonen doen op 1 januari 2026? En welke wijzigingen/verhogingen zullen er bij opdrachtgevers nog doorgevoerd worden tussen nu en 1 januari 2026? Dus gedetailleerde en gegarandeerde duidelijkheid is in dit stadium überhaupt nog niet mogelijk.

Veel werk aan de winkel

Los van de stuiptrekkingen van de FNV, CNV en De Unie is er door alle werkgevers in de flexbranche dit jaar nog heel veel werk te verzetten om van alle opdrachtgevers het totale arbeidsvoorwaardenpakket in kaart te brengen en te bepalen op welke manier het vormgeven aan de gelijkwaardigheid het beste uitvoerbaar is. Daar doen zich lastige vraagstukken voor. Denk bijvoorbeeld aan de waardering als een medewerker zijn huis gaat verduurzamen en de opdrachtgever hiervoor een vergoeding verstrekt. Of bijvoorbeeld een sportschoolabonnement, waarbij het in dat soort situaties vaak zo is dat een parttimer ook een volledig sportschoolabonnement krijgt. Dat maakt het terugrekenen van dat soort “exotische” arbeidsvoorwaarden naar een bedrag per gewerkt uur complex. En een bedrag per gewerkt uur, dat is wat opdrachtgevers willen. Die zitten totaal niet te wachten op allerlei extra factuurtjes als een uitzendkracht recht heeft op een van die “exotische” arbeidsvoorwaarden, waarvan er in Nederland heel veel zijn en waarbij dat in elke cao en regeling arbeidsvoorwaarden weer anders is geformuleerd.

Goede gedegen voorbereiding is cruciaal voor iedere werkgever in de uitzendbranche om dit per 1 januari 2026 allemaal geïmplementeerd te krijgen. Binnen Experts in Flex doen we er in ieder geval alles aan om organisaties te begeleiden in dit traject. We zullen daar tijdens ons jaarlijkse FlexFuture-event op 25 november uitgebreid aandacht aan besteden. Daarnaast verzorgen we in juli een aantal webinars en workshops over de voorbereidingen en de implementatie van de nieuwe uitzend-cao. Voor informatie en aanmelden: expertsinflex.nl/events/

Henk Geurtsen is de oprichter van Experts in Flex en werkt sinds 1976 binnen de flexbranche.

3 reacties op dit bericht

  1. Allen,

    Dhr. Geurtsen blijft feitelijke onwaarheden verspreiden en zet ons, als bonden maar ook mij persoonlijk, voor schut. Dit is onjuist en ongepast waarbij het bijzonder is en blijft dat de (hoofd)redactie dit accepteert.

    Ik herhaal. Wij, ik, heb NOOIT een concrete uitnodiging gehad voor een overleg over de cao 26. Wat de werkgevers ook beweren.

    Ik heb zojuist dan ook een email verzonden aan de redactie en dhr. Geurtsen met alle feiten en bewijsstukken. Dus, incl. alle emails en brieven over en weer. De ABU/NBBU stelde een voorwaarde vooraf. De LBV moest aan tafel en daarmee handelde zijn in strijd met artikel 3 lid 3 van de huidige nog lopende cao.

    De uitdaging ligt er dan ook. Laat de werkgever een brief, email, sms of app tonen waaruit blijkt dat we een concrete uitnodiging hebben gehad.

    Het zou Geurtsen en de redactie sieren de betreffende artikelen te rectificeren.

    In afwachting van een reactie van dhr. Geurtsen en de redactie,

    Henry Stroek

    • Geachte heer Stroek, in het artikel – dat overigens een opinie stuk is en geen redactionele bijdrage – wordt niets geschreven of beweert tav van wel/niet uitnodigen van de bonden door werkgevers noch over het wel/niet komen opdagen of anderszins over hoe het proces tussen de ABU/NBBU en CNV is verlopen. Er valt daarover dan ook niet echt iets te rectificeren. Groet, Hugo-Jan Ruts (Uitgever FlexNieuws)

  2. Geachte heer Stroek,
    Ik sluit mij aan bij hetgeen Hugo-Jan Ruts als reactie heeft gegeven, ook ik herken mij totaal niet in de aantijgingen in uw reactie en mijn artikel bevat zeker geen onwaarheden, dus is er ook geen enkele reden voor een rectificatie.
    Met vriendelijke groet,
    Henk Geurtsen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *