"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

Procedureel anticiperen op WWZ – deel 2

| Download Wet Werk en Zekerheid |


Van Diepen Van der Kroef Advocaten

Procedureel anticiperen op WWZ – deel 2
Per 1 juli 2015 zal op grond van de Wet Werk en Zekerheid (“WWZ”) het ontslagrecht ingrijpend worden gewijzigd.

In de eerdere bijdrage ‘Procedureel anticiperen op de WWZ’ van 22 april 2015 is uiteengezet dat het uitgangspunt is, dat de huidige arbeidsrechtelijke regelgeving van toepassing is totdat de (nog in te voeren) wijzigingen onder de WWZ per 1 juli 2015 van kracht zijn. Het kan echter niet worden uitgesloten, dat in (lagere) rechtspraak reeds wordt geanticipeerd op de WWZ.

Niet anticiperen op de WWZ
Kortweg heeft het Hof Den Haag in het arrest van 14 april 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:753) overwogen dat niet dient te worden geanticipeerd op de WWZ. Het Hof Den Bosch bevestigt deze overweging in het arrest van 26 mei 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:1910).

Het Hof Den Bosch heeft in hoger beroep in kort geding geoordeeld in de volgende kwestie. De werknemer is in 2012 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij de werkgever. Partijen zijn een concurrentiebeding overeengekomen. Ten tijde van het aflopen van de arbeidsovereenkomst heeft de werknemer de werkgever verzocht het concurrentbeding te laten vervallen of te wijzigen. De werkgever heeft dit geweigerd. Vervolgens heeft de werknemer in kort geding gevorderd het concurrentiebeding te schorsen, welke vordering door de kantonrechterechter is toegewezen. De werkgever heeft hoger beroep aangetekend tegen dit vonnis van de kantonrechter.

Per 1 januari 2015 kan een concurrentiebeding slechts rechtsgeldig in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden opgenomen, wanneer het beding een motivering kent, waaruit blijkt welke zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen er zijn voor de werkgever, die het concurrentiebeding noodzakelijk maakt. Ervan wordt uitgegaan, dat niet snel zal worden aangenomen dat er sprake zal zijn van zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen, die het noodzakelijk maken een werknemer te binden aan een concurrentiebeding. Het concurrentiebeding in de onderhavige zaak is echter overeengekomen voor 1 januari 2015. In verband met het anticiperen op de WWZ overweegt het Hof Den Bosch dat het geen aanleiding ziet vooruit te lopen op de WWZ, omdat dit in strijd zou zijn met de rechtszekerheid. Ter zake vernietigt het Hof Den Bosch het vonnis van de kantonrechter en verbiedt de werknemer in strijd te handelen met het concurrentiebeding. Het Hof Den Bosch komt tot dit oordeel, nadat het – onder meer – heeft overwogen dat de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding (inhoudende dat de werknemer niet door de kennis van de werkwijze, klanten en overige bedrijfsgeheimen van de werkgever zichzelf een positie verschaft waarbij sprake is van ongerechtvaardigd voordeel in het concurrerend handelen), terwijl de werknemer zijn stelling niet voldoende heeft onderbouwd dat hij slechts werk kan vinden binnen de branche waarop het concurrentiebeding ziet.

Recent heeft de kantonrechter te Maastricht in de beschikking van 27 mei 2015 (ECLI:NL:RBLIM:2015:4391) de lijn van bovenbedoelde Hoven gevolgd. Bij het bepalen van de billijkheidsvergoeding heeft de kantonrechter – gelet op de omstandigheden van het (specifieke) geval – de vergoeding gebaseerd op grond van de kantonrechtersformule. Er is niet geanticipeerd op de WWZ, waarbij de transitievergoeding wordt geïntroduceerd en de kantonrechtersformule niet langer dient te worden toegepast.

Overgangsrecht ontslagrecht
Er bestaan situaties waarin na 1 juli 2015 niet de bepalingen van de WWZ, maar bepalingen onder huidig recht gelden. Art. XXII WWZ bepaalt hieromtrent kortweg als volgt.

Huidig recht is van toepassing op het voor 1 juli 2015 ingediende verzoek van de werkgever aan het UWV om toestemming de arbeidsovereenkomst op te zeggen, alsmede de opzegging van de arbeidsovereenkomst na 1 juli 2015, wanneer de toestemming van het UWV is gebaseerd op het verzoek dat is ingediend voor 1 juli 2015.

Hoewel de kennelijk onredelijk ontslagprocedure ex art. 7:681 BW onder de WWZ verdwijnt, kan een kennelijk onredelijk ontslagprocedure na 1 juli 2015 worden gestart, indien deze procedure het gevolg is van een opzegging, zoals hierboven bedoeld.

Het huidige recht is ook van toepassing op het ontbindingsverzoek aan de kantonrechter, indien het verzoek is ingediend voor 1 juli 2015.

Conclusie
Het kan niet worden uitgesloten dat onder huidig recht de kantonrechter zal anticiperen op de WWZ. Gezien de recente jurisprudentie kan wel worden aangenomen, dat het anticiperen op de WWZ onder huidig recht eerder uitzondering, dan regel is. Daarnaast bestaan er mogelijkheden om (procedurele) bepalingen onder huidig recht toe te passen onder de WWZ. Wil men gebruik maken van deze mogelijkheden is het wel van belang de gewenste procedure deze maand (juni) te starten.

Deze bijdrage is geschreven door mr. Remmelt Suir.

Voor meer informatie over de uitspraak of over Van Diepen van der Kroef Advocaten: stuur een email naar mw. mr. Babs Dubois – Van Kleef Van Diepen Van der Kroef Haarlem, tel. 023 542 42 92.

Hinke Wever is een creatieve verbinder van werk- en levensterreinen. Ze was als redacteur vanaf de start betrokken bij FlexNieuws.