"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

Aanpassing inlenersbeloning met terugwerkende kracht?

Door David Lagarrigue, Advocaten van Nu

In de cao voor uitzendkrachten is kort gezegd beschreven dat de uitzendonderneming de inlenersbeloning kan baseren op de informatie zoals die wordt verkregen van de inlener. Voorts is aangegeven dat de inlenersbeloning niet met terugwerkende kracht wordt aangepast, tenzij sprake is van opzet dan wel kennelijk misbruik.

In de nieuwe cao voor uitzendkrachten zijn nog enkele nadere voorwaarden opgenomen in dit kader, maar deze laat ik even buiten beschouwing.

De strekking van de betreffende bepaling is dat de uitzendonderneming uit moet kunnen gaan van de informatie die zij van de inlener ontvangt om de toepassing van de inlenersbeloning werkbaar en uitvoerbaar te maken. Daarnaast wordt de rechtsonzekerheid voor uitzendondernemingen hiermee beperkt.

Discussie
Ondanks het voorgaande heb ik in mijn praktijk de afgelopen jaren regelmatig discussie gehad over dit onderwerp. Zo werden door verschillende “tegenpartijen” onder meer de volgende standpunten ingenomen:

• De uitleg van de bepaling (zoals hierboven door mij verwoord) is onjuist;
• De bepaling is enkel geschreven in relatie tussen de uitzendonderneming en de inlener en heeft geen betrekking op de relatie met de uitzendkracht;
• De bepaling is in strijd met de WAADI;

Over dit onderwerp is weinig rechtspraak en bovendien voornamelijk van lagere rechters / kantonrechters. Onlangs hebben mijn kantoorgenoot Saskia Klingeman en ik echter een mooi arrest van het Gerechtshof Den Haag mogen ontvangen.

Arrest Den Haag d.d. 13 augustus 2019
In deze kwestie ging het om een vooraanstaande uitzendonderneming die uitzendkrachten bij een specifieke inlener tewerk had gesteld. Geheel volgens het boekje had de uitzendonderneming navraag gedaan bij deze inlener omtrent de inlenersbeloning. Volgens de inlener had te gelden dat voor de specifieke werkzaamheden van deze uitzendkrachten geen “inleen-cao” van toepassing was waar rekening mee gehouden diende te worden. Wel was er een arbeidsvoorwaardenreglement en hierop heeft de uitzendonderneming vervolgens de inlenersbeloning gebaseerd.

Enkele uitzendkrachten waren het hiermee niet eens en stelden zich op het standpunt dat bij de inlener een specifieke cao van toepassing was. Aangezien met deze specifieke cao geen rekening was gehouden in het kader van de inlenersbeloning, zou er sprake zijn van een loonvordering. De betreffende uitzendkrachten hebben vervolgens een procedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter en tegen alle verwachtingen in, ging deze kantonrechter volledig mee in de standpunten van de uitzendkrachten en stelde hen in het gelijk.

In hoger beroep hebben wij namens de uitzendonderneming aangevochten dat bij de betreffende inlener de specifieke inleen-cao volledig van toepassing zou zijn. Daarnaast hebben wij met name de nadruk gelegd op het feit dat de uitzendonderneming geheel volgens het boekje had gehandeld en kort gezegd mocht vertrouwen op de informatie zoals de uitzendonderneming deze van de inlener had verkregen. De inlener had haar standpunt dat de inleen-cao in dit geval niet van toepassing was namelijk ook gemotiveerd onderbouwd. Op basis van (in deze situatie) de NBBU-cao hebben wij het standpunt ingenomen dat de inlenersbeloning niet met terugwerkende kracht aangepast diende te worden, mocht het al zo zijn dat de betreffende inleen-cao volledig van toepassing was.

Door de uitzendkrachten werd in hoger beroep aangevoerd dat de zinsnede “Toepassing van de inlenersbeloning zal dan nooit worden aangepast met terugwerkende kracht”, welke deel uitmaakt van het betreffende artikel van de NBBU-cao, alleen zou zien op de “aanpassing” van de inlenersbeloning en dat dit niet aan de orde zou kunnen zijn als de inlenersbeloning niet eerst is “toegepast”.

Het Hof heeft in haar arrest – conform de standpunten van de uitzendonderneming – dat er in de cao geen objectieve aanknopingspunten zijn te vinden voor de uitleg van de uitzendkrachten. Het rechtsgevolg van dit standpunt is immers onaannemelijk en verder strookt dit niet met het uitgangspunt dat de uitzendonderneming de toepassing van de inlenersbeloning kan baseren op de informatie van de inlener.

De vervolgvraag die beantwoord diende te worden is of de betreffende bepaling uit de NBBU-cao al dan niet in strijd is met de WAADI. Het Hof oordeelt dat naar haar oordeel van strijdigheid geen sprake is, zeker niet in het licht van de Uitzendrichtlijn. Door de uitzendonderneming was betoogd dat volgens de Uitzendrichtlijn het kort gezegd aan de sociale partners wordt overgelaten of er bij cao afwijkingen worden overeengekomen. In de NBBU-cao is simpelweg van die afwijkingsmogelijkheid gebruik gemaakt.

Ook oordeelt het Hof dat geen sprake is van opzet of kennelijk misbruik van de bepaling, zodat de betreffende NBBU-bepaling eraan in de weg staat dat er met terugwerkende kracht aanspraak gemaakt kan worden op de inlenersbeloning.

Nog een interessante overweging van het Hof heeft betrekking op het feit dat de betreffende bepaling in de NBBU-cao pas vanaf 1 juli 2015 is opgenomen (de vergelijkbare bepaling in de ABU-cao is er al langer). Gezien het voorgaande was het de vraag hoe omgegaan diende te worden met de potentiële vordering van voor 1 juli 2015. Het Hof overweegt dat aangezien de betreffende uitzendkrachten pas na 1 juli 2015 een beroep hebben gedaan op de inlenersbeloning, terugwerkende kracht geheel niet aan de orde is.

Gezien het voorgaande oordeelt het Hof dat, aangezien de inlenersbeloning niet met terugwerkende kracht behoeft te worden aangepast, de kantonrechter ten onrechte de vorderingen heeft toegewezen.

Conclusie 
Het arrest van het Hof schept duidelijkheid over de bepaling in de cao voor uitzendkrachten dat de inlenersbeloning mag worden gebaseerd op de informatie van de inlener en dat deze in beginsel niet behoeft te worden aangepast met terugwerkende kracht, tenzij sprake is van opzet of kennelijk misbruik.

In de nieuwe cao voor uitzendkrachten zijn zoals aangegeven nog enkele nadere voorwaarden gesteld welke er heel kort gezegd op neerkomen dat de uitzendonderneming een onderzoeksplicht heeft om na te gaan dat de inlenersbeloning correct wordt vastgesteld en dat er (meer) informatievoorziening richting de uitzendkracht is in dit kader.

Kort en goed: als een uitzendonderneming te goeder trouw handelt en haar zaken netjes op orde heeft – zoals ook in het geval van het arrest van het Hof Den Haag – kan een uitzendonderneming bescherming ontlenen aan de betreffende bepaling uit de cao voor uitzendkrachten en is aanpassing van de inlenersbeloning met terugwerkende kracht niet aan de orde, zelfs indien achteraf mocht blijken dat deze aanvankelijk niet correct is toegepast.

David Lagarrigue, Advocaten van Nu

Bekijk het Arrest van het Gerechtshof

Zie ook
Nieuwe tekst CAO Uitzendkrachten NBBU 2019
Cao’s ABU en NBBU geharmoniseerd
CAO Uitzendkrachten NBBU 2019
Uitzendkrachten hebben recht op inlenersbeloning, CAOWijzer helpt
Gerechtshof: inconveniënten onderdeel van inlenersbeloning

David Lagarrigue is flex-/arbeidsrechtadvocaat en begeleidt en adviseert talloze grote en kleinere uitzend-/payroll-/ detacheringsondernemingen.