"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

Misstanden met arbeidsmigranten aanpakken lukt niet met de WTTA

De WTTA is een doorn in het oog van fiscalist Jacques Raaijmakers. Hij vertelt waarom de wet niet zal doen wat hij beoogt: het bestrijden van misstanden.

De WTTA, de wet waarin het nieuwe toelatingsstelsel voor de uitzendbranche wordt geregeld, is uitgesteld. De wet is vanaf het begin op z’n minst omstreden. De commentaren bij de internetconsultatie van de ‘sleepwet’ waren niet mals. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) deed er nog een schepje bovenop. “Liever niet nog meer complexe regelgeving. Zeker niet omdat die niet effectief is. Die nemen de misstanden bij het ter beschikking stellen van arbeidskrachten niet weg, simpelweg omdat deze zich voordoen bij ondernemers die zich weinig of niets aan (administratieve) procedures en eisen gelegen laten liggen. Dan helpen nieuwe procedures en eisen niet.”

Voor Jacques Raaijmakers mag uitstel afstel zijn. Hij vindt het een domme wet. De fiscaal jurist was in een vorig leven bij de Belastingdienst betrokken bij de opsporing van illegale uitzendpraktijken. In de conclusie van het ATR kan hij zich volledig vinden. “Je tuigt een gigantisch administratief circus op voor de hele branche, maar het malafide deel van de branche bereik je er niet mee.”

Zijn vrees is dat de WTTA eenzelfde lot beschoren is als de wet DBA. “Ook daarvan was bij de invoering bekend dat hij niet zou werken. Toen hij toch werd ingevoerd, bleek de wet niet te handhaven.”

De waarborgsom stelt niets voor

Waarom de WTTA niet werkt? “Om te beginnen om de waarborgsom”, zegt Raaijmakers. In het nieuwe stelsel is die waarborgsom € 50.000 voor starters en €100.000 voor bestaande bedrijven. “Die zou moeten dienen om de overtredingen, de belastingclaims en onderbetaling van werknemers daaruit te kunnen voldoen. Maar met € 100.000 begin je niets. Het is een druppel op een gloeiende plaat. Een waarborgsom voor dit soort bedrijven zou in de miljoenen moeten lopen. Dat is niet te realiseren. Als het malafide bureau onvoldoende heeft gestort gekregen op de G-rekening, komen de claims uiteindelijk via de inlenersaansprakelijkheid terecht bij de inlener.”

Het werkt evenmin als drempel om de markt te betreden, stelt hij. “Voor een bonafide starter is € 50.000 veel. Maar voor een kwaadwillend bureau dat arbeidsmigranten uitbuit stelt € 100.000 niets voor. Je werpt dus een drempel op voor de verkeerde groep. Illegale bedrijven worden hierdoor niet afgeschrikt en het is fout om die indruk te wekken.”

Deels wit, deels zwart

Het normenkader is grotendeels geënt op de NEN-normen van het SNA-keurmerk. Volgens Raaijmakers is het een bekend feit dat er onder de NEN-gecertificeerde bureaus zitten die werken met medewerkers die illegaal in Nederland verblijven. Dat komt omdat er niet wordt gecontroleerd op de juistheid en de volledigheid, zegt hij. “Terwijl het dáár juist om gaat. Door deels wit te werken en deels zwart kun je je makkelijk onttrekken aan de normering. Een bureau kan tien mensen in dienst hebben en keurig verlonen en er nog eens honderd zwart uitbetalen. Als je dat slim aanpakt, is het moeilijk te achterhalen.”

“Dat is de makke”, vervolgt hij. “Ben je eenmaal toegelaten tot de Nederlandse markt, dan duurt het heel lang voordat je gepakt wordt. Dat is nu zo en onder het nieuwe stelsel is dat niet anders.”

Uitzenders vluchten in contracting

Voor malafide bureaus is het makkelijk om zich helemaal aan het oog van het toezicht onttrekken.  Ze gaan iets anders doen dan ter beschikking stellen van arbeidskrachten, waar de WTTA op ziet. Als een bureau het te heet onder de voeten wordt, stopt het daarmee en wordt het een schoonmaakbedrijf. Of het gaat over op aannemen van werken of ‘contracting’, weet Raaijmakers. In sectoren als de tuinbouw en bouw is dat vrij makkelijk te realiseren, is zijn ervaring. “Bij de invoering van de inlenersaansprakelijkheid zagen we dat ook massaal gebeuren. Als in een kas de tomaten geplukt moeten worden, schakel je een aannemer in die dat levert tegen een vaste prijs. Zo’n constructie is lastig aan te pakken, omdat het bewijs rust bij de overheid. Er zijn in het verleden vele procedures over gevoerd. Vaak zijn dat omvangrijke en langdurige strafrechtelijke onderzoeken. De mensen die het werk hebben verricht moet je horen, zie die maar eens te pakken te krijgen. Het is enorm tijdrovend.”

Wie betaalt, bepaalt

Het begint met goede handhavingsinstrumenten, zegt Raaijmakers. “Er is een uitgebreid normenkader opgetuigd, dat ziet er allemaal aardig uit. Maar het zijn papieren voorwaarden. Om een voorbeeld te geven. Je moet als inlener van tevoren de identiteit vaststellen van de uitzendkrachten voordat ze komen. Wie controleert of Jan ook daadwerkelijk Jan is als deze de volgende dag komt werken?”

Bovendien, zo stelt hij, is de handhaving in feite aan de particuliere markt gegeven. “De certificerende instellingen zijn in naam onafhankelijk, maar worden betaald door de uitzendbranche. Wie bepaalt, betaalt. De instellingen stellen jaarlijks een rapport op en sturen dat aan de minister van SZW. Op het moment dat ze gebreken constateren, rapporteren ze dat. En dan krijgt het bedrijf een maand de tijd om de gebreken te repareren. Wie ziet erop toe of dat allemaal goed gebeurt? Ofwel, wie controleert de controleurs?”

Consequent handhaven van bestaande regels

Van de circa 36 duizend bedrijven die uitlenen, zal naar verwachting tussen de 14 en 19 duizend een aanvraag doen, blijkt uit onderzoek van Regioplan. Gezien de beperkte inspectiecapaciteit mogen ondernemingen met het SNA-keurmerk relatief eenvoudig instromen in het nieuwe toelatingsstelsel.  Zij hoeven bij hun aanvraag niet aan te tonen dat ze voldoen aan het normenkader. Maar zij vormen slechts een klein deel van de branche. Een tekort aan inspectiecapaciteit bij de handhavende instellingen wordt dan ook een groot probleem, voorziet Raaijmakers. Terwijl juist die handhaving cruciaal is: “Alleen door te handhaven pak je misstanden aan.”

Consequente handhaving van bestaande regels is veel effectiever dan een nieuw stelsel optuigen, luidde de conclusie van het ATR en daar kan Raaijmakers zich helemaal in vinden. Er is nu al veel mogelijk als de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie samenwerken. Alleen, de controles zouden zich moeten richten op de sectoren waar veel gerommeld wordt. “De vleessector, de tuinbouw. Iedereen weet waar we moeten zijn.” Toch gebeurt dat nu niet. “Waar staat de Belastingdienst te controleren? Bij de bakker op de op hoek, omdat daar een zaterdaghulp zwart werkt.”

Malafide bedrijven kunnen ontsnappen aan controles en boetes door twee jaar keurig belasting te betalen en dan hun BV te laten ‘ploffen’. “Ze zetten een andere naam op het busje. Het komt erop aan de bestuurders achter malafide bedrijven consequent te blijven volgen en stevig te handhaven. Dat werkt. Bovendien, als inleners elke keer de rekening krijgen gepresenteerd, houden ook zij een keer op met het inlenen bij dergelijke bureau.”

Den Haag is zo’n voorbeeld van een regio waar veel met “wisselspelers” wordt gewerkt, weet Raaijmakers. “Twintig jaar geleden heeft een regionaal samenwerkingsverband veel malafide uitzendbureaus uit de markt gehaald. Vervolgens werd dat project afgeschaald en begon het weer van voren af aan.”

Als malafide bestuurders in het buitenland wonen en hier actief zijn als onderaannemer, wordt het weer een stuk lastiger, zeker als er geen verdrag is met dat land. Maar ook daaraan zal de WTTA weinig veranderen, vermoedt Raaijmakers. “Helemaal uitbannen van malafide praktijken lukt nooit.”

Lees ook:

Redactie van Flexnieuws - interviews, artikelen, aankondigingen en persberichten.

Eén reactie op dit bericht

  1. Oprecht dank Jacques Raaijmakers!

    Wat is er veel betekenisvolle wijsheid o.g.v. jarenlange ervaring te vinden in dit artikel.
    Hopelijk nemen parlement en de nieuwe staatssecretaris fiscaliteit hier kennis van. Die laatste heeft met de exploitatie en verkoop van Brainnet kennis van zaken in de uitleen-/uitzendbranche opgedaan.

    Er is – hoop ik – nog een extra kans dat het ooit beter gaat in deze uitleen branche.

    Immers, bij dat wat de arbeidsmarkt nu moet gaan doen om de risico’s van het einde van het handhavings-moratorium per 1-1-2025 in beeld te krijgen, wordt de hierboven beschreven problematiek ook waarneembaar.

    Het risico van schijnzelfstandigennaheffingen, vergroot het risico op betalingsonmacht/fail-lissement en dus het risico op hoofdelijke aansprakelijkheid van de inlener.
    Als je je daar in de waardenketen bewust van bent kunnen inleners tijdig maatregelen nemen. En bijvoorbeeld zo veel mogelijk van de Geblokkeerde rekening gebruik maken. Dan wordt de Belastingdienst zich beter bewust van de omvang van de geldstroom, die in principe bestemd is voor de schatkist.

    Herbezinning op bovenstaande lijken me zinvolle uitdagingen voor arbeidsmarkt, Arbeidsinspectie en invorderings- en toezicht-capaciteit van Belastingdienst

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *