"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

Faillissementen uitzendsector, de storm geluwd?

Faillissementen in de sector, de storm geluwd?
In de retail branche is het nog altijd zeer onguur. Meest spraakmakend was de mislukte doorstart van V&D eind 2015, gevolgd door Perry Sport en Aktie Sport die in Q1 2016 in razend tempo van surseance naar faillissement gingen. In FlexNieuws wordt op wekelijkse basis gepubliceerd welke bedrijven in de arbeidsbemiddelingssector failliet zijn gegaan. Hoe zit het daar met de onderliggende trends in de tijd en per regio? En hoe staan we er als sector op dit moment voor? Tijd voor een analyse.

De bron
Op faillissementen.com is terug te vinden hoeveel faillissementen er per sector worden uitgesproken. De gevolgde sector indeling sluit aan bij wat het Centraal Bureau voor de Statistiek daarvoor hanteert, de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) code. Code 78 omvat de bedrijven werkzaam in “arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer”.
De faillissementen worden genoteerd per rechtbank waar deze zijn uitgesproken. Sinds een herindeling per 1 januari 2013 zijn er 11 verschillende rechtbanken belast met het uitspreken van faillissementen in onze sector. Die 11 rechtbanken zijn goed verdeeld over het land, waardoor zij een goede indicatie zijn om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de faillissementen per regio.
Om een representatief inzicht in de tijd te krijgen heb ik de jaren 2011 tot en met 2015 onder de loep genomen.

Landelijk beeld
Het is een bekend gegeven dat de uitzendsector vroeg cyclisch is. Vooral beleggers kijken wat de grote uitzenders doen en weten (of menen te weten) wat de Nederlandse economie vervolgens gaat doen. Tegelijkertijd kenmerkt onze sector zich door een lage toetredingsdrempel. Een werkkamer, laptop en auto voldoen om aan de slag te gaan. Schattingen over het aantal bureaus dat zich op min of meer fulltime basis met arbeidsbemiddeling bezig houdt lopen uit een van 5.000 tot 8.000 bureaus. Daar zitten de grote jongens tussen, een zeer respectabele middengroep en dus ook een massa aan kleine clubjes, één en tweepitters. Vanzelfsprekend zullen de recente crises juist ook onder die kleinere partijen huisgehouden hebben. Met dit in het achterhoofd zijn de aantallen faillissementen, zoals vermeld in het vervolg van deze analyse, te duiden.

Figuur 1

grafiek faillissementen sector 78, landelijk, 2011-2015

Over de periode 2011 tot en met 2015 gingen er maar liefst 1.113 bureaus kopje onder. Dat wil zeggen gemiddeld bijna 19 per maand over een periode van 60 maanden. De conclusie op grond van figuur 1 is dat het ergste leed geleden is. Immers na een piek van 254 in 2014 daalde het aantal faillissementen in 2015 voor het eerst in vier jaar en wel significant met ruim 11% naar 191. Daarmee ook direct het laagste niveau sinds 2011 aantikkend. Omdat we als branche met onze omzetten en uren al weer enkele jaren in de lift zitten, lijkt de veronderstelling gerechtvaardigd dat we nu ook qua faillissementen uit het dal zijn.

Seizoenpatronen
Het ene faillissement is het andere niet. Zo zijn er verschillen in doorlooptijd van surseance naar faillissement. Maar in het algemeen is deze doorlooptijd beperkt en is surseance vrijwel altijd een voorbode van een snel volgend faillissement. De over vijf jaar verzamelde data laat dan ook duidelijke patronen zien.

Figuur 2

grafiek faillissementen sector 78, 2011-2015, per seizoen
Zo blijkt uit figuur 2 dat de meeste faillissementen worden uitgesproken in het voorjaar. Waar de maand maart in alle vijf onderzochte jaren duidelijk piekt, zijn de maanden april en mei sinds 2013 ook als piekmaanden bijgekomen. Ook in de maand december is vooral in de laatste drie onderzochte jaren een piek zichtbaar. Een bepaalde mate van “voorjaarsmoeheid” valt mogelijk te verklaren vanuit het gegeven dat als (slechte) cijfers over het laatste kalenderjaar eenmaal bekend worden, een snelle ondergang niet ver weg is. Ofwel doordat financiers zich terugtrekken, ofwel doordat de ondernemer de moed in de schoenen zakt. Maar het is ook goed mogelijk dat dit seizoenbeeld door bepaalde specifieke sectoren wordt veroorzaakt. Neem de bouw. Als daar in de winterperiode onvoldoende bezetting is gerealiseerd bij matig contractmanagement, dan zijn de rapen snel gaar.

Regionale patronen
De rechtbanken in Nederland die zich bezighouden met faillissementen zijn de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en daarnaast de regio’s Noord-Holland, Noord-Nederland, Overijssel, Gelderland, Midden-Nederland, Zeeland/West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg.

Figuur 3

grafiek faillissementen sector 78, 2011-2015, per regio
Als je naar de absolute piek per maand kijkt, dan springt in figuur 3 de maand mei 2013 er uit met 36 faillissementen. Grootste veroorzakers daarvan waren Amsterdam, Den Haag, Noord-Holland en Gelderland, die samen goed waren voor ruim 72% van deze oogst.

Een jaar later in 2014, opnieuw in mei, was er weer zo’n piek. Dit keer ging het om 32 faillissementen. Hoewel toen wat gelijkmatiger over de regio’s verdeeld, sprongen Gelderland, Oost-Brabant, Zeeland/West-Brabant, (opnieuw) Den Haag en Rotterdam er in negatieve zijn uit. Zij waren goed voor 68% van de faillissementen.
We constateerden in het landelijk beeld al dat 2015 een sterke verbetering liet zien ten opzichte van eerdere jaren. Zo daalde het totaal aantal faillissementen na vier jaar stijging op rij met 11% tot onder het niveau van 2011. Interessant wordt het om over deze beide jaren 2011 en 2015 de regio’s met elkaar te vergelijken.

In 2011 waren er 201 faillissementen in de uitzendsector

In 2015 waren er 191 faillissementen in de uitzendsector

Er vallen de nodige verschillen op. Zo blijkt de regio Den Haag in 2015 bijvoorbeeld een aanzienlijk groter aandeel van het aantal faillissementen (16%) voor zijn rekening te nemen dan in 2011 (9%). Er is in deze regio zelfs sprake van een stijging van 19 naar 31 faillissementen ofwel +63%! Een vergelijkbaar beeld geeft de regio Gelderland. Het aandeel stijgt daar van 8% naar 14%, absoluut van 17 naar 27 gevallen, dat is +59%. Dalers zijn Midden Nederland (van 13% naar 9%) en Noord Holland (van 8% naar 4%).

Naar de oorzaken van deze regionale verschillen is het gissen. Maar dat de impact van enkele regio’s groot is, is een feit. Het is natuurlijk maar eenvoudig rekenwerk, maar gesteld dat Den Haag en Gelderland de nullijn hadden kunnen houden dan was de landelijke daling geen 11% maar liefst 15% geweest.

Conclusie
Hoewel de sector er landelijk gezien aanzienlijk beter voorstaat, gelden er per regio grote verschillen. Daarnaast zijn de lentemaanden het lastigst om zonder kleerscheuren door te komen. Met de eerste zonnige lenteweken achter de rug, wachten er ons dus mogelijk nog de nodige lentestormen op het vlak van faillissementen.

Ed van Viegen, MkbController

Ed van Viegen is verbonden aan Greyt en richt zich op bedrijven in de flexmarkt.