"Voor futureproof ondernemen in flex"
SLUIT MENU

Aanvang bedenktermijn werknemer

Aanvang bedenktermijn werknemer
Sinds 1 juli 2015 komt de werknemer de bevoegdheid toe om een beëindigingsovereenkomst zonder opgaaf van redenen schriftelijk te ontbinden binnen twee, dan wel drie weken nadat de beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen.

Deze bedenktermijn behelst een aanvulling op de rechtsbescherming, die de werknemer toekomt wanneer hij met de werkgever een beëindigingsovereenkomst sluit. De werkgever mag pas aannemen dat de werknemer instemt met de beëindiging van diens arbeidsovereenkomst, wanneer de werknemer duidelijk en ondubbelzinnig dienovereenkomstig heeft verklaard. De werknemer komt geen bedenktermijn toe, wanneer hij een beëindigingsovereenkomst heeft ontbonden en partijen binnen zes maanden na deze ontbinding opnieuw een beëindigingsovereenkomst aangaan. In zijn kort gedingvonnis van 10 februari 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:996) laat de kantonrechter Rotterdam zich uit over het moment van totstandkoming van de beëindigingsovereenkomst, hetgeen bepalend is voor de aanvang van de bedenktermijn.

Casus
In de onderhavige zaak hebben werkgever en werknemer een beëindigingsovereenkomst gesloten. Partijen hebben op 21 september 2015 overeenstemming bereikt over de voorwaarden en de tekst van de beëindigingsovereenkomst De werknemer heeft de beëindigingsovereenkomst ondertekend en gedateerd op 28 september 2015. Op 9 oktober 2015 deelt de gemachtigde van werknemer schriftelijk aan de werkgever mee, dat de beëindigingsovereenkomst binnen de geldende bedenktermijn namens de werknemer wordt ontbonden. De daaropvolgende correspondentie tussen (de gemachtigden van) partijen wordt afgesloten met het bericht van de gemachtigde van werknemer van 3 november 2015, waarin wordt aangegeven dat de werknemer berust in de eerder door partijen overeengekomen en door hem ondertekende beëindigingsovereenkomst.

De werknemer stelt zich in de door hem gestarte kort gedingprocedure onder meer op het standpunt, dat de beëindigingsovereenkomst gedurende de voor hem geldende bedenktermijn is ontbonden. Dientengevolge is zijn arbeidsovereenkomst voortgezet en wordt onder meer doorbetaling van het salaris en wedertewerkstelling gevorderd. In diens verweer stelt de werkgever onder meer, dat de bedenktermijn is aangevangen op 21 september 2015 (en is geëindigd op 5 oktober 2015), waardoor de werknemer niet op tijd gebruik heeft gemaakt van zijn ontbindingsbevoegdheid.
De kantonrechter overweegt dat in de wetgeschiedenis inzake de bedenktermijn wordt verwezen naar de werknemer die een beëindigingsovereenkomst ondertekent en dat voor de voorwaarden van deze schriftelijkheidsvereiste aansluiting is gezocht bij het (strenge) schriftelijkheidsvereiste, dat geldt voor het concurrentiebeding. Aan dit schriftelijkheidsvereiste wordt voldaan ingeval van ondertekening door de werknemer. Hiervan uitgaande oordeelt de kantonrechter in de onderhavige zaak, dat de bedenktermijn is aangevangen op 28 september 2015; de datum waarop de werknemer de beëindigingsovereenkomst heeft gedateerd en ondertekend. De vorderingen van de werknemer worden evenwel afgewezen. Zijn gemachtigde heeft op 3 november 2015 bericht, dat de werknemer berust in de beëindigingsovereenkomst. De kantonrechter volgt de werkgever in zijn standpunt, dat ervan uit dient te worden gegaan, dat ingevolge deze berusting in – ofwel het opnieuw instemmen met – de (oorspronkelijke) beëindigingsovereenkomst binnen zes maanden na de ontbinding binnen de bedenktermijn partijen opnieuw een beëindigingsovereenkomst zijn aangegaan. In dit verband overweegt de kantonrechter, dat de werkgever ervan uit mocht gaan dat de gemachtigde namens de werknemer heeft gehandeld en – hiervan uitgaande – de werknemer niet opnieuw een bedenktermijn toekomt.

Conclusie
Zowel werkgever, als werknemer dienen erop bedacht te zijn wanneer de bedenktermijn van de werknemer aanvangt om een beëindigingsovereenkomst te ontbinden. De aanvangsdatum is de datum waarop de werknemer de beëindigingsovereenkomst heeft ondertekend. Het komt aannemelijk voor, dat het uitgangspunt hierbij is de in de beëindigingsovereenkomst vermelde datum. Daarnaast is het raadzaam ook rekening te houden met de gevolgen van ontbinding van de beëindigingsovereenkomst. In beginsel wordt de arbeidsovereenkomst in dat geval voortgezet. Indien voorafgaande aan de onderhandelingen over een beëindigingsovereenkomst een procedure (bij het UWV of kantonrechter) is gestart, kan in dit verband onder meer worden overwogen te verzoeken om voortzetting van de procedure op te schorten voor de duur van de bedenktermijn.

Deze bijdrage is geschreven door mr. Remmelt Suir.

Voor meer informatie over de uitspraak of over Van Diepen van der Kroef Advocaten: stuur een email naar mw. mr. Babs Dubois – Van Kleef Van Diepen Van der Kroef Haarlem, tel. 023 542 42 92.

Hinke Wever is een creatieve verbinder van werk- en levensterreinen. Ze was als redacteur vanaf de start betrokken bij FlexNieuws.